bijl. nr. 205
3de contingentering 1983 en de toedeling naar bouwplannen
Faar aanleiding van de toewijzing van het contingent 1983 is
aan de leden van Uw Raad in de vergadering van 23 deceiaber 1962
uitgereikt een notitie met enkele voorlopige aantekeningen bij
die toewijzing. Die notitie hebben wij wederom ter visie gelegd.
De contingentering 1983 bedroeg in totaal 1034 woningen: na
enkele noodzakelijke correcties uit hoofde van in 1982 aan
gevangen bouwplannen bedraagt het contingent thans 1020 wonin
gen namelijk 487 woningwetwoningen, 109 woningwet-wooneenheden,
197 premiehuurwoningen, 77 premiekoop plus-woningen en 130
premiekoopwoningen.
De toedeling van de contingenten in de verschillende finan
cieringscategorieën heeft inmiddels plaatsgehad: over de toe
deling van 49 woningwetwoningen vindt momenteel nog overleg
plaats en voorzover de contingentering de plannen niet geheel
afdekken kan zal een gedeeltelijke doorschuiving ten laste van
het contingent 1984 dienen te geschieden, tenzij nog tot een
tussentijdse bijstelling van de contingenten kan worden gekomen.
Voor het overige moge naar de bij deze notitie gevoegde lijst
worden verwezen.
Het zal U duidelijk zijn, dat de beperkingen in de toegewezen
contingenten tot gevolg heeft dat een steeds grotere voorraad
van in de komende jaren in te passen bouwplannen ontstaat: op
dit ogenblik omvat deze "voorraadlijst" reeds plannen (in ver
schillend stadium van voorbereiding) tot een totaal van 2488
woningen en wooneenheden. Op een aan deze voorraadvorming ver
bonden specifiek probleem komen wij nog onder 4. terug.
Ten aanzien van enkele punten als genoemd in onze ter visie
gelegde deceaber-notitie kan nog het volgende worden gezegd:
Uit een inmiddels plaatsgevonden gesprek met de hoofdingenieur
directeur van de volkshuisvesting in Foord-Brabant is ons ge
bleken, dat de provinciale adviescommissie ter verdeling van de
rijkssteun woningbouw geen aanleiding heeft gezien het door de
betrokken minister aan Breda als groeistad toegewezen minimum
contingent te verhogen met als overwegingen, dat de toewijzing
op zich al hoger is dan waarop Breda op grond van de gehanteerde
"richtgetallensystematiek" -welke voor alle gemeenten in de
provincie geldt- recht zou hebben en dat daarnaast een extra
toedeling aan Breda ten koste zou moeten gaan van het contin
gent voor alle andere gemeenten, hetgeen -gelet op de behoeften
-4-