bijlage nr. 22
In het onderhavige geval heeft ons college gemeend geen gebruik
te moeten maken van deze bevoegdheid en heeft derhalve ook geen
verklaringen van geen bezwaar bij gedeputeerde staten aange
vraagd
Deze mening is gegrond op het volgende.
De richtlijnen van de provincie voor inrichting van buitenge
bieden geven aan, dat het agrarisch exploiteren van gronden in
agrarische gebieden voorop staat en vergunningen voor de
daartoe nodige bedrijfsgebouwen, uitgezonderd woningen, dienen
te worden verleend. Voor de woning moet worden aangetoond, dat
de bedrijfsvoering zulks noodzakelijk maakt. In het onderhavige
geval wordt dat niet aangetoond.
Het laatste advies van de adviescommissie agrarische bouwaanvra
gen is met deze richtlijnen in strijd. Het advies luidt slechts
positief vanwege het feit, dat een bedrijfsruimte is gebouwd.
Reeds eerder is uiteengezet dat de reden van het verlenen van
de bouwvergunning voor de bedrijfsruimte besloten ligt in
artikel 48 van de Woningwet.
Ook hebben bij ons besluit tot weigering van de bouwvergunning
voor de woning meegespeeld, dat
- de huidige woning bij realisering van een woning op perceel
Rijsbergseweg 240 de agrarische bestemming zal verliezen en
een burgerwoning zal worden;
- de mogelijkheid aanwezig is om door middel van een in- en uit
ritvergunningaf te geven door de hoofdingenieur-directeur
van rijkswaterstaat te s-Hertogenboschde afstand van de
huidige woning tot het perceel Rijsbergseweg 240 te bekorten.
Over het naar voren gebrachte argument betreffende de aanpas
sing van het bouwplan aan de welstandseisen kan het volgende
worden opgemerkt.
Wanneer een bouwplan niet of niet geheel aan de welstandseisen
voldoet is het gebruikelijk dat dit in overleg met de opdracht
gever, de architect en de welstandscommissie wordt aangepast.
Het aanpassen van het onderhavige bouwplan aan de welstandsei
sen heeft niet plaatsgevonden, omdat dit van secundair belang
was. De eigenlijke weigeringsgrond in strijd met het bestem
mingsplan. Gelet op deze laatste weigeringsgrond was het niet
relevant het bouwplan aan de welstandseisen aan te passen.
Wij zijn van mening, dat de bouwvergunning terecht is
geweigerd
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 390, 3e lid van de
bouwverordening 1978 is de heer Van de Riet in de commissie
vergadering van 14 december 1982 in de gelegenheid gesteld te
worden gehoord.
Het proces-verbaal*opgemaakt van deze hoorzitting, ligt voor
U ter visie.
Wij stellen U voor overeenkomstig bijgevoegd concept te beslui
ten tot ongegrondverklaring van het beroep tegen de weigering
van de bouwvergunning.
- 3 -