aan de raad der
gemeente Breda
OW/8415476
24-10-1984
agendanummer: 9
bijlagenr.382
Bij ons besluit van 4 juli 1984 is aan mevrouw P.H.M. Akkermans, Grote
Markt 4-6, 4811 XR Breda, de vrijstelling, als bedoeld in artikel 42,
tweede lid van de bouwverordening 1978, en een vergunning voor het bouwen
van een overdekt terras voor het perceel Grote Markt 4-6 geweigerd, nadat
besloten was te verklaren dat ons college niet bereid is tot het aanvragen
van een verklaring van geen bezwaar bij Gedeputeerde Staten van Noord-
Brabant, als bedoeld in artikel 42, tweede lid, sub b van de bouwveror
dening 1978.
Op 17 juli 1984 zijn deze besluiten aan mevrouw Akkermans toegezonden.
Tegen deze besluiten heeft mr. Rullmann, namens mevrouw Akkermans, bij
brief van 14 augustus 1984 ingekomen 15 augustus 1984, binnen de
beroepstermijn, gesteld in de Woningwet, bij uw raad voorziening gevraagd,
zodat de heer Rullman in zijn beroep ontvankelijk dient te worden verklaard.
De weigering van de vergunning is gebaseerd op strijd met artikel 40 van
de bouwverordening.
In het beroepschrift worden de volgende argumenten naar voren gebracht:
na indiening" van de bouwaanvraag op 18 oktober 1983, is door mevrouw
Akkermans op 5 december 1983 de mededeling ontvangen van de afdeling
bouw- en woningtoezicht van openbare werken dat het college van
burgemeester en wethouders goedkeuring zou verlenen, mits de afdeling
precario ook geen problemen voorzag, gelet op het feit, dat het
overdekte terras op gemeentegrond zou staan;
op grond van het vorenstaande is mevrouw Akkermans gaan bouwen;
- de bouw is door de afdeling bouw- en woningtoezicht begeleid en
gecontroleerd en conform de bijna goedgekeurde bouwaanvraag bevonden;
door deze gang van zaken is bij mevrouw Akkermans het vertrouwen
gewekt dat de gevraagde vergunning zou worden verleend;
het past de gemeente niet - na aanvankelijk haar beleidsvrijheid ten
gunste van de aangevraagde vergunning aan te wenden - een ander
beleid te voeren en medewerking aan de vereiste vrijstelling te
weigeren;
- mevrouw Akkermans, die afgaand op het gewekte vertrouwen, een terras
ter waarde van 40.000,heeft doen bouwen, behoudt zich het recht
voor de gemeente aansprakelijk te stellen voor de door deze beleids
wijziging veroorzaakte schade;
de bezwaren van de gemeente richten zich tegen het "opgescheept"
zitten met het onderwerpelijke bouwwerk voordat een bestuurlijk
standpunt omtrent het planologische kader - waarin de wenselijkheid
van een overdekt terras beoordeeld kan worden - geformuleerd is;
deze wens behoort er niet toe te leiden dat ontwikkelingen die op
aanvaardbare wijze in een maatschappelijke behoefte voorzien, waar
voor een planologisch kader niet ondenkbaar is, bij voorbaat moeten
worden uitgesteld;
nu het bouwsel op gemeentegrond komt te staan kan door de gemeente,
als eigenaresse, het "fait accompli" ondervangen worden door civiel
rechtelijk haar toestemming contractueel te regelen en aan voor
waarden te binden;
Voorstel van burgemeester en
wethouders tot ongegrondverklaring
van het beroep van mr. J.H.W.
Rullmann tegen het weigeren van
een bouwvergunning