bijl.nr. 382 - 2 - van het gemeentebestuur mag verwacht worden - ook als naderhand nieuw opgekomen bezwaren aanleiding kunnen zijn op het eerder gemaakte standpunt terug te komen - dat de mogelijkheden onderzocht worden of de nieuwe bezwaren ondervangen kunnen worden en de gewekte verwach tingen gestand kunnen worden gedaan; nu de bestreden beslissing hieromtrent niets inhoudt kan zij reeds daarom niet in stand blijven; - verzocht wordt het besluit te vernietigen en de bouwvergunning alsnog te verlenen. Voor het gebied, waarin het perceel Grote Markt 4-6 is gelegen, geldt geen bestemmingsplan. Het bouwplan diende derhalve alleen getoetst te worden aan de bouwverordening. Bij deze toetsing bleek, dat het overdekte terras in zijn geheel de voorgevelrooilijn overschrijdt en dat het bouwplan derhalve in strijd is met het bepaalde in artikel 40 van de bouwverordening. Dit artikel bepaalt, dat het verboden is te bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn. Ingevolge het bepaalde in artikel 42, 2e lid zou vrijstelling van dit verbod verleend kunnen worden op voorwaarde, dat vooraf van Gedeputeerde Staten een verklaring van geen bezwaar is ontvangen. Deze vrijstelling is noodzakelijk om de gevraagde vergunning te kunnen verlenen. Er zijn ten aanzien van het verlenen van deze vrijstelling recente uit spraken gedaan door de Afdeling rechtspraak van de Raad van State. De afdeling rechtspraak is van oordeel, dat de gevraagde vrijstelling eerst dan kan worden verleend als er een redelijke verwachting is dat het bouwplan in overeenstemming zal zijn met een voldoende omlijnd, voor alle belanghebbenden kenbaar, toekomstig planologisch kader. Het komt er op neer, dat men vindt dat een dergelijke vrijstelling niet zomaar per geval kan worden verleend zonder dat een voor alle belangheb benden kenbare planologische ontwikkeling voor het betreffende gebied aanwezig is, met andere woorden een afgerond ontwerp-bestemmingsplan beschikbaar is. Op grond van deze uitspraken moet er vanuit worden gegaan dat Gedeputeerde Staten hun beleid inzake het afgeven van verklaringen van geen bezwaar hierop afstemmen. Dit in aanmerking genomen is besloten te verklaren dat ons college niet bereid is de verklaring van geen bezwaar, als bedoeld in artikel 42, lid 2, sub b, van de bouwverordening bij Gedeputeerde Staten aan te vragen. Ons college is bovendien bereid vooruit te lopen op het nog te ontwerpen bestemmingsplan, gelet op de verdergaande ontwikkeling betreffende het bouwen van overdekte terrassen en de reeds aangebrachte terrassen. Wij zijn van mening, dat ten aanzien van deze problematiek alle voor komende gevallen op gelijke wijze behandeld dienen te worden uit een oogpunt van rechtsgelijkheid.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1984 | | pagina 1666