bijl.nr. 382 - 3 - Ingaand op de bezwaren kan het volgende worden opgemerkt. Op 16 juli 1968 is voor het aanbrengen van een overdekt terras op perceel Grote Markt 4-6 vergunning verleend op grond van de algemene politieveror dening met toepassing van de precarioverordening. Bij de behandeling van het door mevrouw Akkermans op eigen initiatief ingediende verzoek om bouwvergunning is haar door de afdeling bouw- en woningtoezicht van de dienst van openbare werken meegedeeld, dat een bouwvergunning niet kon worden verleend, omdat er gebouwd ging worden voor de voorgevelrooilijn. Tevens is gezegd, dat dit geregeld zou worden op grond van de precarioverordening. Bij deze mededeling is afgegaan op de in 1968 verleende vergunning. Bij de behandeling van het verlenen van de vergunning voor het hebben van een terras is een misverstand ontstaan. Bij de mededeling in de richting van verzoekster, dat er geen bezwaar was tegen het verlenen van de terras vergunning, is aanvankelijk gedacht aan een terras zonder overkapping. Bij nadere beschouwing is gebleken, dat voor een overdekt terras niet volstaan kan worden met een terrasvergunning, maar dat er tevens een bouwvergunning nodig is. Deze gang van zaken verklaart naar onze mening de positieve benadering ten opzichte van het verzoek van mevrouw Akkermans. Tijdens interne ambtelijke besprekingen betreffende de problematiek aangaande overdekte terrassen op de Grote Markt in het algemeen is naar voren gekomen dat een bouwvergunning voor dergelijke terrassen noodzake lijk is. Met gebruikmaking van artikel 42, tweede lid van de bouwveror dening zou medewerking verleend kunnen worden aan het bouwen voor de voorgevelrooilijn, ware het niet dat de uitspraken van de afdeling recht spraak van de Raad van State ten aanzien van de toepassing van dit artikel een spaak in het wiel hebben gestoken. Het is in deze geen kwestie van het een op de andere dag voeren van een veranderd beleid. Vrijheid van beleid is in zoverre mogelijk als toegestaan wordt door wettelijke en juridische beperkingen. De bovengenoemde uitspraken beperken de beleidsvrijheid van de gemeente. Omdat aangenomen werd, dat de mogelijkheid bestond dat door de boven omschreven gang van zaken verwachtingen waren gewekt is aan mevrouw Akkermans meegedeeld, dat - ondanks het niet verlenen van de vereiste ver gunning - het door haar reeds aangebrachte overdekte terras voorlopig gedoogd zou worden en de mogelijkheid van handhaving ervan in de toekomst bezien zou worden bij de voorbereiding van een ontwerp-bestemmingsplan. Het wordt op voorhand niet uitgesloten geacht dat het overdekte terras gehandhaafd kan blijven. Het veroorzaken van schade door de gemeente tengevolge van een onrecht matige daad, die volgens appellant zou voortvloeien uit het wijzigen van het beleid, jegens verzoekster is in elk geval nog niet aan de orde gelet op het gedogen van het reeds gebouwde. Ter verduidelijking merken wij op, dat er geen sprake is van een beleids wijziging, doch van rechtens toepassen van wettelijke bepalingen. Het is evenmin een kwestie van niet "opgescheept" willen zitten met dit bouwwerk voordat een planologisch kader aanwezig is. Indien dit aan de orde was geweest, zou ons college zich niet bereid hebben verklaard dit bouwwerk te gedogen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1984 | | pagina 1667