bijl.nr. 382
- 5 -
Het was mogelijk geweest het verzoek om afgifte van de verklaring van geen
bezwaar als bedoeld in artikel 42, 2e lid, sub b van de bouwverordening te
doen bij Gedeputeerde Staten. Dit is achterwege gelaten vanwege de duide
lijkheid van de jurisprudentie hieromtrent. Het was in dit geval dan
wellicht beter geweest om in de considerans van het weigeringsbesluit op
te nemen dat gezien de jurisprudentie dit verzoek niet met succes gedaan
kon worden en dit derhalve achterwege is gelaten. De uitkomst van evenwel
hetzelfde geweest, namelijk weigering van de bouwvergunning.
Aan het verzoek om alsnog de bouwvergunning te verlenen kan niet worden
voldaan, omdat:
- er strijd is met artikel 40 van de bouwverordening, een van de in
artikel 48 van de Woningwet genoemde redenen tot het niet verlenen
van een vergunning;
wij in afwachting van het ontwerp-bestemmingsplan niet bereid zijn
deze strijdigheid op te heffen door een verzoek aan Gedeputeerde
Staten van geen bezwaar te doen.
Wij zijn van oordeel, dat gelet op het vorenstaande en met inachtneming
van het bepaalde in artikel 48 van de Woningwet de vergunning terecht is
geweigerd.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 390, derde lid van de Bouwverordening
1978 is mr. Rullmann in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in de
commissievergadering van 13 november 1984.
Betrokkene heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Wij stellen u voor overeenkomstig bijgevoegd concept te besluiten tot
ongegrondverklaring van het beroep tegen de weigering van de bouwvergunning.
Het resultaat van de beraadslaging in de commissie wonen ligt ter inzage.
Burgemeester en wethouders van Breda,
Feij
burgemeester.
Van den Dam
secretaris.
ligt ter visie in de leeskamer.