bijl.nr. 400
Wij hebben de indruk dat het jaarrendement voor laagbouwwoningen in ieder
geval hoger zal liggen dan het referentie-rendement van 70% op onderwaarde
dat in Breda wordt toegepast, welk referentie-rendement in overeenstemming
is met het VESTIN-interim-advies uit 1981. In het evaluatierapport van het
stadsverwarmingsproject van oktober 1983 is er bij de risico-analyse rekening
mee gehouden dat het rendement 5% hoger kan liggen.
Voorts is bij de vaststelling van de stadsverwarmingstarieven per 1 juli
1982 ten aanzien van de variabele vergoeding vastgelegd dat restitutie zou
plaatsvinden indien het praktijkonderzoek zou uitwijzen dat de referentierende
menten hoger zouden liggen dan 70$.
De wetenschap dat het rendement in het VESTIN advies-tarief mede gebaseerd
op het bedoelde praktijkonderzoek hoger zal liggen dan genoemde 70$, roept
de vraag op of in het tarief voor 1985 het bestaande rendement voor laagbouwwo
ningen moet worden gehandhaafd.
Per 1 januari 1985 moet de gasprijsverhoging van 3 cent/m3 die tot een hogere
variabele vergoeding leidt, krachtens de verordening worden gevolgd.
Wij hebben uit de commissievergadering Middelen en Milieu van 21 november
jl. signalen ontvangen om de variabele vergoeding per 1 januari 1985 vooruit
lopend op de definitieve vaststelling van het- VESTIN advies-tarief, voor
laagbouwwoningen te bevriezen.
Honorering van deze suggestie betekent dat voor 1985 dezelfde variabele ver
goeding geldt als in 1984.
In feite wordt het referentie-rendement voor die woningen daardoor van 70$
gebracht op 74$ op onderwaarde.
Gezien de reeds beschikbare informatie over het VESTIN-adviestarief en het
vastgelegde niet-meer-dan-anders beginsel stellen wij U voor om het referentie
rendement voor laagbouwwoningen te verhogen van 70$ naar 74$ op onderwaarde,
zodat voor 1985 dezelfde variabele vergoeding geldt als in 1984, temeer daar
hierdoor de lasten voor de bewoners, vooruitlopend op de definitieve tarief
stelling worden beperkt.
Een besluit in deze richting roept meteen vragen op over de restitutie vanaf
1 juli 1982 op grond van de overweging dat minimaal het verschil tussen 74$
en 7-0$ rendement zou kunnen worden vergoed. Het niet verhogen van de variabele
vergoeding per 1 januari 1985 leidt in elk geval tot minder terugbetalen
in 1985.
In afwachting van de definitieve vaststelling van het VESTIN advies-tarief
zullen voorlopig geen bedragen worden gerestitueerd.
De tussentijdse aanpassing van het referentie-rendement levert alleen een
voordeel op voor de laagbouwwoningen van gemiddeld 76,(inclusief b.t.w.)
per woning.
In de situatie voor de flatbewoners, waar als referentierendement het rendement
in grotere cv-installaties geldt, verandert er niets.
Voor de onderscheiden onderdelen van het tarief betekent een en ander het
volgende: