bijlage nr. 63 1.000 woningen per jaar in de periode 1980-1989) en biedt derhalve geen enkele mogelijkheid tot opvang van migratoire ontwikkelingen en tot het tegengaan van onge wenste vormen van sub-urbanisatie; de conclusie moet dan ook zijn, dat volgens de structuurschets de groeistad status wordt gehandhaafd, doch dat het instrumentarium daarbij - in de vorm van de nodige contingenten - achter wege blijft. VI. Er voorts van uitgaande, dat de genoemde restant taakstelling geheel onvoldoende is om met een bescheiden programma voor vervangende nieuwbouw (stadsvernieuwing) nog te komen tot een totale realisering van het plan Haagse Beemden (tot een totaal van 10.000 woningen) kunnen twee wegen worden bewandeld: a. er kan getracht wórden in overleg met het rijk naar aanleiding van de meergenoemde structuurschets te komen tot een bijstelling van de restant-taakstelling tot de hiervoor aangegeven 6.000 woningen minstens, of indien dit volmaakt onhaalbaar zou blijken; b. er kan - wederom in overleg - getracht worden overeen stemming te bereiken omtrent de handhaving van de groei- stadstatus gedurende enige tijd na 1989 (op basis van 6.000 restant-taak): tot die status-verlenging biedt de structuurschets de mogelijkheid (pag. 62/63). In dit verband is van belang de brief, die door de hoofd ingenieur-directeur van de volkshuisvesting in Noord- Brabant op 2 december 1983 aan ons college heeft gezonden en waarin op de restant-taakstelling (van 4.500 woningen) wordt ingegaan in relatie tot de voortgang in de realiserng van de Haagse Beemden. Bij deze brief hebben wij de volgende bemerkingen: a. terecht wordt verondersteld, dat in de periode 1985- 1989 ook buiten de Haagse Beemden woningbouw zal worden gerealiseerd, dit dan met gevolgen voor een verdere ver groting van de "overcapaciteit" van het plan Haagse Beemden; indien echter hiermee zou worden gesug gereerd, dat het (verder) vergroten van die overcapa citeit een gevolg zou zijn uitsluitend van de mate en de omvang waarin buiten de Haagse Beemden wordt gebouwd, dan moet opgemerkt worden, dat deze capaciteit voor een klein deel is ontstaan door het achterblijven van de geraamde hoeveelheden vrije sector-bouw, maar voor het overgrote deel door een te lage contigenteringdit dan weer als gevolg van het aanhouden van een te lage taakstelling; b. daar waar gedoeld wordt op de mogelijkheid, de woningen vanuit de restant-taakstelling van 4.500 woningen ook buiten de Haagse Beemden te bouwen is het naar onze mening juist aandacht te besteden aan het feit, dat de vervangende nieuwbouw ontbreekt als element ter bepaling van de omvang van de contigentering. - 4 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1984 | | pagina 263