bijlage nr. 63
Het rijk huldigt in het algemeen - en gelet op de
omvang van het jaarcontingent ook bij Breda - het stand
punt, dat de woningcontingentering als afgeleide
van de groeistadtaakstelling betrekking heeft op
nieuwbouw van woningen in totaliteit en
geen principieel onderscheid kent tussen contingenten
voor nieuwbouw en contingenten voor vervangende bouw,
m.a.w. het rijk gaat er vanuit dat in de aan Breda
jaarlijks toegekende (en nog toe te kennen)
contingenten de vervangende nieuwbouw is begrepen. Dit
standpunt lijkt ons echter in de richting van Breda
niet houdbaar:
1. indien de totale taakstelling 10.000 woningen
bedraagt en indien deze mede betrekking heeft op de
Haagse Beemden met een capaciteit van 10.000
woningen, dan is het duidelijk dat in de van de taak
stelling afgeleide contingenten geen vervangende
nieuwbouw aanwezig kan zijn aangezien in het even-
genoemde gebied geen vervangende nieuwbouw aan de
orde is/kan zijn; of:
2. indien de totale taakstelling - wederom - 10.000
woningen omvat en mede betrekking zou hebben op ver
vangende nieuwbouw, dan moet geconstateerd worden
dat reeds vanaf den beginne te weinig contingenten
voor de Haagse Beemden zijn verstrekt om tot een
tijdige invulling te geraken;
het vorenstaande overziende, is er alle aanleiding de
in de brief aangedragen mogelijkheid tot bijstelling
van de grondexploitatie-termijn Haagse Beemden nader te
onderzoeken. Indien bereikt kan worden dat voor de na
1989 nog te bouwen woningen het instrument van de
locatiesubsidie van toepassing blijft, kan - uiteinde
lijk en over een langere periode - een situatie worden
bereikt, die gelijk is aan die waarin de totale taak
stelling (en dan volgens onze inzichten) voorziet. Het
valt daarbij echter op, dat de brief uitgaat van een
verlenging van het instrumentariumde structuurschets
(zie hiervoor slot par. V) van een verlenging van de
groeistadstatusOf - en zo ja, in hoeverre - dit onder
scheid van wezenlijke aard is (bijv. bij de berekening
van de jaarcontingenten) zal in het overleg moeten
blijken
de opmerking "dat de totale woningbouwproduktie in
Breda hoger kan zijn dan 10.000 woningen
kunnen wij in dit stadium laten voor wat zij is; reeds
bij de verdeling van het contingent 1984 hebben wij
kennis moeten nemen van het feit, dat aanvankelijk
gedane toezeggingen om voor 1984 en 1985 het contingent
op 1.000 gesubsidieerde woningen te handhaven, niet
zijn nagekomen. Ook de ontvangen mededeling m.b.t. de
"potentiële toewijzing t.b.v. de bouwprogrammas
1985-1987" (met voor 1985: 900 en voor 1986 en 1987:
803 gesubsidieerde woningen)) geeft nauwelijks
aanleiding optimistische verwachtingen te koesteren.
- 5 -