bijl.nr. 79
te delen over de voorgenomen gebiedsindeling van de provincie
in het kader van beide voornoemde wetten.
b. Toekomstige intergemeentelijke samenwerking
Om een goed oordeel over de voorgenomen gebiedsindelingen te
kunnen uitspreken, is het onzes inziens noodzakelijk nader
in te gaan op de inhoud en de betekenis van de toekomstige
intergemeentelijke samenwerking.
Daarvoor zijn een aantal redenen aan te voeren. Allereerst
bevat het wetsontwerp een overgangsregeling, die hiervoor
reeds is uiteengezet. Van alle geldende gemeenschappelijke
regelingen zal beoordeeld moeten worden of zij, al dan niet
gewijzigd, van kracht kunnen blijven dan wel kunnen worden
opgeheven
De noodzaak tot bezuiniging is voorts ook een zeer directe
aanleiding om het hele terrein van de samenwerking kritisch
te bekijken. Wij herinneren u in dit verband aan uw besluit
van 23 december 1982 (bijlage nr. 493) en ons besluit van
diezelfde datum tot uittreding uit het Recreatieschap Natio
naal Park de Biesbosch.
Overigens merken wij in dit verband volledigheidshalve nog
op, dat deze besluiten mede zijn ingegeven door een beleids
wijziging met betrekking tot het te voeren recreatieve be
leid met als uitgangspunt, dat recreatieve maatregelen en
voorzieningen in en nabij de naaste woonomgeving zouden moe
ten worden gerealiseerd.
Ook uw besluit van 8 december 1983 (bijlage nr. 394) met
betrekking tot de begroting 1984 van het stadsgewest Breda
staat duidelijk in het teken van de bezuinigingen. Boven
dien hebben wij in dat voorstel aangekondigd nader terug
te komen op een standpuntbepaling over de toekomstige regio
nale samenwerking.
Als wij terugkijken op een ruim 30-jarige ervaring met het
fenomeen samenwerking, dan menen wij, zonder daar gedetail-