bijl.nr. 79
leerd op in te gaan, dat deze ervaringen vanuit de Bredase
beleving niet onverdeeld positief genoemd kunnen worden.
Zo heeft naar ons oordeel het gewestelijk denken en hande
len door de besturen van de aan het stadsgewest Breda deel
nemende gemeenten slechts op deelterreinen enige gestalte
gekregen.
Natuurlijk zijn er resultaten bereikt, maar de algemene be
tekenis voor Breda achten wij toch beperkt. Uitgaande van
de bestuurlijke behartiging van de belangen van Breda en
haar inwoners is in het algemeen de behoefte van Breda aan
intergemeentelijke samenwerking niet zo groot.
Daarnaast brengt echter de centrumpositie van Breda met zich
mee, dat daarbij ook rekening wordt gehouden met de belangen
en de voorkeuren van de in de regio liggende gemeenten, al
hoewel ook dat zijn beperkingen kent.
Voorts merken wij op, dat er op landelijk niveau nog erg
veel onduidelijkheden bestaan over de richting die voor
de samenwerking op diverse terreinen zal worden gekozen.
Tenslotte wijzen wij er op, dat ten aanzien van de organisa
tie van het binnenlands bestuur als kernpunt geldt, dat de
gemeenten zelf de regionale problematiek moeten oplosssen,
zo nodig met behulp van intergemeentelijke samenwerking.
Uit de door de regering uitgezette lijnen is echter niet
duidelijk wat onder "regionale problematiek" moet worden
verstaan. Naast dit begrip worden nog gehanteerd uitdruk
kingen als bovengemeentelijkintergemeentelijk en de
provinciale taak op regionaal niveau. Het lijkt niet een
voudig om daarin een goed onderscheid aan te brengen.
Daarnaast moet bedacht worden, dat het uitgangspunt van
de huidige en ook van de nieuwe Wet gemeenschappelijke
regelingen is, dat 2 of meer gemeenten samenwerken ter be
hartiging van een of meer bepaalde belangen van' die ge
meenten. Een duidelijk uitgangspunt. Van daaruit zullen
dus de belangen die als regionale problematiek worden ge
kenschetst benaderd moeten worden, bij voorkeur met alle
gemeenten binnen het samenwerkingsgebied. Heel erg duide
lijk is dat nog niet.