-3-
bijl.nr. 109
De afdeling rechtspraak meent dat de resultaten van het financieel onderzoek,
dat door de gemeente is ingesteld onvoldoende zijn om de motivering van de
weigering te dragen.
In dit onderzoek werd gesteld, dat de commerciële activiteiten het overgrote
deel van de werkzaamheden vormen, terwijl voorts sprake is van een laag rende
ment ten aanzien van de realisering van de ideële doelstelling van de B.R.O.
Tevens is de budgettaire positie van de gemeente als motief aangevoerd.
Ondanks deze uitspraken zijn wij van mening, dat de door uw raad genomen
besluiten ten aanzien van de subsidie in essentie juist zijn, waarbij mede in
overweging moet worden genomen, dat de afdeling rechtspraak niet is ingegaan
op het budgettaire belang van de gemeente.
Voorts is er een aantal elementen, die in deze uitspraak niet juist naar
voren zijn gekomen, zoals bijvoorbeeld de relatie van de gebruiksvergoeding
van 400,tot de huur van 3.500,alsook dat de gemeente de B.R.O.
zou verbieden een batig saldo over te houden.
Echter, in de uitspraak is thans aan de orde het nemen van een nieuwe
beschikking met inachtneming van de uitspraak van de afdeling rechtspraak.
Het hierin genoemde vertrouwensbeginsel is ons inziens niet geschonden. Uit
zowel een dossieronderzoek als een interview met één van de betrokkenen van
het woningbedrijf bij de verplaatsing van de B.R.O. van de Catharinastraat
naar het van Coothplein is van toezeggingen, al zou het wel goed zitten met
de huisvesting van de B.R.O., niets gebleken.
Dit geldt zowel voor de periode 1975/1976 met betrekking tot de verplaatsing
Boschstraat/Catharinastraat als in de periode 1979 met betrekking tot de
verplaatsing van de Catharinastraat naar het van Coothplein.
Hierbij geldt overigens dat de verplaatsingen op vrijwillige basis zijn
geschied.
De aangevoerde stelling van de B.R.O. dat de gemeente indirect subsidieert
door jarenlang aan de B.R.O. te verhuren voor een prijs onder de rendabele
huurprijs is onjuist en is voorts, zo dit juist zou zijn, ons inziens nog
geen argument om de B.R.O. voor onbepaalde tijd een subsidie in de
huurkosten te verlenen. Dit kan bovendien niet staande blijven, te meer
omdat de afdeling rechtspraak hier niet op in is gegaan, maar eerder de
gemeente Breda uitnodigt dit nader in overweging te nemen.
Ten aanzien van de relatie van de 400,huur tegenover de 3.500,kan
in dit kader het volgende worden gesteld.
Na verplaatsen van de B.R.O. van de Boschstraat naar de Catharinastraat, die
overigens financieel de B.R.O. een voordeel opleverde, bleek dat de B.R.O.
niet in dit pand kon blijven zitten in verband met de herhuisvesting van de
secretarie.
In overleg met de B.R.O. werd daarom besloten dat deze zou gaan verhuizen
naar het huidige pand.
Daarbij is door de directeur van de dienst van openbare werken bij schrijven
van 25 augustus 1978 gesteld dat het pand aan het van Coothplein op dezelfde
voorwaarden gebruikt kon worden als het pand aan de Catharinastraat, waarbij
de vergoeding als gevolg van het wegvallen van groot onderhoud iets zou
worden verhoogd.