bijl.nr. 114 Op de tweede plaats is uit recente cijfers, welke beschikbaar gekomen zijn uit de evaluatie van het streekplan West-Brabant wederom naar voren gekomen dat de gemeente Breda per jaar minimaal 1.000 woningen moet bouwen om aan de eigen behoefte te kunnen voldoen. Het huidig jaarcontingent gesubsidieerde woningen, vermeerderd met 10% vrije sector woningen, is derhalve onvoldoende voor het opvangen van enige overloop. Daarmee is Breda in een positie gebracht die principieel strijdig is met de groeistad-gedachte. Het derde argument was gelegen in het feit, dat de taakstelling van 10.000 woningen vrijwel volledig gebonden is aan het uit breidingsgebied Haagse Beemden en geen bijdrage bevat aan vervangende nieuwbouw in stadsvernieuwingsbuurten. Op grond van deze argumenten is het noodzakelijk te blijven bepleiten dat de taakstelling van Breda wordt verhoogd van 10.000 tot 11.500 te realiseren woningen tot 1990. Dat zou betekenen dat de restant-taakstelling 1985 - 1990 niet 4.500 maar 6.000 woningen zal omvatten, hetgeen teruggerekend naar het jaarcontingent een stijging van ca. 300 woningen per jaar zou betekenen. De onder 4. gepresenteerde consequenties van de huidige beleids lijnen van het rijk onderstrepen nogmaals het feit dat met de huidige taakstelling en contingent-toedeling mogelijk de Haagse Beemden ontwikkeld kunnen worden, maar geen werkelijke impuls aan de ontwikkeling van de binnenstad en de stadsvernieuwing gegeven kan worden, laat staan dat problemen in andere buurten die aanvullende nieuwbouw vragen, kunnen worden aangepakt. Op grond van het bovenstaande stellen wij U voor de uitwerking van de huidige rijksbeleidslijnen voor de nieuwbouwstromen in Breda voor kennisneming aan te nemen en goed te keuren dat wij alle mogelijkheden benutten om tot een verhoging van het aantal contingenten voor Breda te komen. Voorts vragen wij U kennis te nemen van het feit, dat wij in de te actualiseren exploitatie-opzet Haagse Beemden uitgaan van de bouw van 10.000 woningen tot 1993, waarbij wij ons dus als werk model baseren op de huidige rijksbeleidslijnen. Ten slotte vragen wij U kennis te nemen van een aantal vervolg activiteiten welke naar onze mening, ongeacht de omvang van het jaarcontingent, zinvol zijn. Een werkelijke lokatiekeuze menen wij U pas te kunnen voorleg gen wanneer meer zekerheid is verkregen over de taakstelling van Breda als groeistad en over de positie van Breda in het herziene streekplan West-Brabant. Wij verwachten dat wij hierover in de loop van 1984 nadere gegevens kunnen presenteren. - 5 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1984 | | pagina 452