bijl.nr. 131
-4-
VRAAG (d.d. 16-2-1984 gesteld ing. art. 48, 2e lid, R.v.O.)
De heer De Werd
1. Is het college met mij van mening dat voor alles getracht
moet worden te voorkomen dat Breda en Tilburg tegen elkaar
uitgespeeld worden?
2. Is het college van mening dat Breda en Tilburg eenzelfde lijn
in deze zaak moeten trekken? Zo ja, vanuit welke intentie
is het college van plan het gesprek tussen beide gemeenten
aan te gaan?
3. Vanuit welk perspectief beziet het college de samenwerking?
Gaat men er hierbij van uit dat één van de musea dicht moet
of gaat men uit van het streven naar een kostenbesparende
samenwerking?
4. Mevrouw Pesch van het Volkenkundig Museum heeft in de Tilburgse
gemeenteraadscommissie Sociale en Culturele Zaken van
19-12-1983 gemeld, dat het Volkenkundig Museum in Breda dicht
gaat. Is dit juist? Op welke informatie is deze bewering
gegrond?
5. Landelijk is in de nota "Omdat het om mensen gaat" een sprei
dingsplan opgenomen. De nota geeft echter geen visie m.b.t.
taak, functie en ontwikkelingslijn voor de volkenkundige musea.
Is het college bereid er bij het ministerie op aan te dringen
eerst een nadere visie te ontwikkelen aangaande de volken
kundige musea, alvorens het spreidingsplan te effectueren?
6. Is het college bereid de vaste kamercommissie duidelijk te
maken dat het de wens is van beide steden dat de musea niet
tegen elkaar worden uitgespeeld, gezien de eigenheid van elk
van beide (de nota "Omdat het om mensen gaat" komt in maart
in de Tweede Kamer).
7. Is het college bereid de provincie Noord-Brabant te verzoeken
bij de opzet van het Brabants Museum deze een ondersteunende
taak te laten uitoefenen ten behoeve van de educatieve activi
teiten van de beide musea (deze vraag dient gezien te worden
in het licht van het feit dat het Brabants Museum alleen voor
geheel Brabant een functie kan hebben indien een deel van
de activiteiten ook in West-Brabant plaatsvindt)?
ANTWOORD
1Ja.
2. Wij zijn van mening dat de gemeentebesturen van Breda en
Tilburg in de onderhandelingen met het ministerie van welzijn,
volksgezondheid en cultuur eenzelfde uitgangspositie dienen
in te nemen. In onze brief van 3 februari 1984 aan het hoofd
van de directie musea, monumenten en archieven van het
ministerie van w.v.c. hebben wij onze reactie gegeven op de
nota "Omdat het om mensen gaat" en op het voorlopig standpunt
van de minister (brief ligt ter visie). Wij hebben daarin
geschreven dat wij Justinus zien als de regionale voorziening
voor het zuiden; wij willen samenwerking met Tilburg
bevorderen