aan de raad der
gemeente Breda
1
agendanummer: 16
bijlagenr145
Ond/8403586
4-4-1984
Voorstel van burgemeester en wet
houders tot vaststelling van de
bedragen per leerling 1984 ten
behoeve van het buitengewoon
onderwijs
Bij de aanbieding van de begroting onderwijs 1984 is opgemerkt,
dat de bedragen per leerling 1984 voor de onderscheidene soor
ten scholen voor buitengewoon onderwijs nog dienen te worden
vastgesteld, als de nota randdiensten bu.o. van het ministerie
van onderwijs en wetenschappen is ontvangen. Deze nota is op
27-2-1984, kenmerk BO/SE/2824, aan de gemeenten toegezonden,
zodat tot bovenbedoelde vaststelling kan worden overgegaan.
De bedragen per leerling die ingevolge artikel 186 en 189 van
het besluit onderwijs 1967 moeten worden vastgesteld dienen ter
bestrijding van:
1de materiële exploitatiekosten en
2. de administratiekosten van de buo-scholen
Bij vaststelling van de bedragen per leerling voor materiële
exploitatiekosten wordt onderscheid gemaakt tussen:
a. 1openbare scholen voor buitengewoon onderwijs
Voor deze scholen dient het bedrag te worden bepaald dat
ter beschikking wordt gesteld voor de bestrijding van de
kosten bedoeld in artikel 55 onder e tot en met h, p en r
van de Lager-onderwijswet alsmede de kosten van instand
houding
2. gelijksoortige bijzondere scholen voor buitengewoon
onderwijs
Het vastgestelde bedrag per leerling bij de openbare
scholen is maatstafgevend voor deze scholen.
boverige bijzondere scholen voor buitengewoon onderwijs
Voor deze scholen dient een bedrag per leerling te worden
vastgesteld, dat voldoende moet worden geacht voor de rede
lijke behoeften van een in normale omstandigheden verkerende
school van de betreffende soort.