- 2 -
bijlagenr. 173
Deze nota is door de commissie ruimtelijke ordening besproken met de StAR,
doch heeft niet geleid tot een herformulering van de taak en werkwijze van
de StAR.
Tegelijk was het ons college toen reeds duidelijk dat de tendens steeds
sterker werd om te komen tot meer directe vormen van inspraak. Dit betekende
dat geleidelijk aan meer inspraakprocessen op gang zouden moeten komen van
gemeentewege.
Wij zijn die weg van rechtstreeks overleg in de ruimtelijke ordeningssfeer
met de direct betrokkenen in die tijd begonnen ondermeer in de stadsver
nieuwingsgebieden, de Hoge Vucht en bij het herinrichten van straten en
andere vormen van het herinrichten van de woonomgeving.
Deze in gang gezette ontwikkeling heeft ertoe geleid, dat uw raad eind vorig
jaar een algemene inspraakverordening heeft vastgesteld voor in principe
alle beleidsterreinen.
Intussen had de StAR in januari 1983 min of meer bij gelegenheid van zijn
10-jarig bestaan een nota uitgebracht over zijn functioneren.
Een exemplaar van deze nota alsmede de reactie daarop van ons
college treft u als bijlage bij dit voorstel aan.
De nota van de StAR handelt globaal over:
a. de inspraak en de relatie met de burgerij. Met betrekking tot dit
aspect wordt aangesloten bij de nota van de StAR van 1977. De StAR
wil thans definitief af van zijn pseudo-inspraaktaak;
b. de vraag of en in hoeverre voldaan kan worden aan de taakopdracht van
meergenoemd artikel 2;
c. het vervullen van een aantal randvoorwaarden voor het functioneren in
de relatie met de gemeente.
De voornaamste punten in onze reactie zijn:
a. de StAR gaat in de verdere toekomst alleen functioneren als functionele
adviesraad. De inspraak wordt van gemeentewege georganiseerd. De StAR
zal daarbij alleen betrokken worden ten behoeve van zijn eigenstandige
advisering;
b. de StAR brengt geen advies meer uit over plannen, welke de gemeente in
overleg met de bewoners (tot in detail) opstelt;
c. artikel 2, sub 2, d van de verordening kan komen te vervallen;
d. de mate van beïnvloedbaarheid van gemeentelijke beleidsvoornemens is
in een aantal gevallen beperkt (programakkoord, brede en deskundige
ambtelijke voorbereiding);
e. de adviezen van de StAR dienen zowel ambtelijk als bestuurlijk een
adequate behandeling te krijgen;
f. de bijgestelde taak en positie van de StAR zal over enige tijd nader
geëvalueerd dienen te worden met name in het licht van de inspraak
activiteiten van de gemeente en de weging van de toegevoegde waarde.
Het dagelijks bestuur van de StAR heeft in het periodiek gesprek met het lid
van ons college, de heer R. Welschen zijn verontrusting uitgesproken omdat
in de reactie van het college toch weer enige twijfel te bespeuren viel
over de positie van de StAR met name in relatie tot het op gang brengen
van het inspraakbeleid van de gemeente en omdat in verband daarmede weer
een evaluatie was voorgesteld.