Artikel_2_.2^c "De adviesraad heeft tot taak ontwerpen van stedebouwkundige plannen en van herziening en uitwerking daarvan te toetsen aan beleidsdoeleinden en programma's". Alle bestemmingsplannen en bestemmingsplanwijzigingen komen naar de StAR ter advisering. De beoordeling van deze plannen geschiedt echter vaak niet op de wijze zoals die in dit artikel wordt omschreven. Bij incidentele bestemmingsplannen, vooral buiten de Haagse Beemden of de Binnenstad, vervalt de mogelijkheid om aan beleidsnota's te toetsen nogal eens, omdat dergelijke nota's niet voorhanden zijn. Indien beleids nota's voorhanden zijn wordt daar aan getoetst, maar de gebruikelijke gang van zaken is dat daarnaast aspecten als verkeer, bebouwingshoogte, bebouwingsgrens enz. worden bestudeerd en beoordeeld aan de hand van de omstandigheden ter plaatse. Deze gang van zaken roept weinig problemen op en wordt als bevredigend ervaren. Artikel 2.2.d "De adviesraad heeft tot taak inzicht te verschaffen in de denk beelden welke onder de burgerij leven en de in de beleidsdoel einden, programma's en planontwerpen door het gemeentebestuur neergelegde denkbeelden te toetsen aan de bij de burgerij levende opvattingen en verwachtingen". Dit artikel heeft aanleiding tot vele discussies gegeven. Formeel is er niet veel aan de hand. De verordening wordt naar de letter nageleefd. De StAR houdt altijd hoorzittingen voor betrokkenen bij een bestem mingsplan. Hij houdt die hoorzittingen teneinde op de hoogte te zijn van wat er onder de bevolking ten aanzien van een plan aan ideeën en be zwaren leeft. Soms wordt een deel van deze inbreng in het advies opgenomen. Een verslag van de hoorzitting wordt altijd als bijlage bij het advies meegezonden naar het college. Zodoende wordt inzicht verschaft in de denkbeelden welke onder de burgerij leven en worden plannen getoetst aan bij de burgerij levende opvattingen, zij het dat de vorm waarin dat gebeurt als niet meer dan minimaal omschreven mag worden. (In het advies wordt immers niet uitgebreid op deze bewonersinbreng ingegaan). Uit de stukken voor de gemeenteraadsvergadering d.d. 7 september 1972, blijkt echter dat met het oprichten van de StAR beoogd werd voor de burgerij een "permanent platform" beschikbaar te stellen, om zodoende de burgerij nauwer bij het stedebouwkundige gebeuren te betrekken. De burgerij zou via de StAR haar wensen en denkbeelden kanaliseren. Dit werd ook later gezien als een indirecte vorm van inspraak. Met het uitbrengen van de nota "Een StAR is nog geen inspraak" heeft de StAR zich echter openbaar van. deze zienswijze gedistantieerd. Daarbij werd er op gewezen dat het houden van hoorzittingen, althans door de StAR niet gezien werd als het kanaliseren van inbreng vanuit de burgerij, maar als een informatiebijeenkomst waarop de StAR zich op de hoogte stelt van de denkbeelden van de burgerij, omdat hij dat voor zijn eigen advisering van belang vindt. De StAR is dan ook van mening dat niet voldaan wordt noch dat voldaan zou kunnen worden aan de intentie van dit artikel, gezien de samenstelling en de werkwijze van de StAR. Artikelen_2_.3^ t/m 2.5 "Indien een plan daartoe aanleiding geeft, kan de adviesraad een dergelijk plan in meer dan één fase behandelen. De adviesraad is bevoegd ook anderszins adviezen aan burgemeester en wethouders te verstrekken. De adviesraad ontvangt van het college alle informatie, benodigd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1984 | | pagina 848