stedebouwkundige adviesraad breds herbezinning over de taakstelling en de werkwijze* Dit heeft tot resultaat gehad dat de StAR besloten heeft in de toekomst meer initiatieven te ontplooien en zich minder volgend op te stellen. 4Visie B W versus visie StAR Op de "nota over funktioneren van de StAR" is een reaktie gekomen van B W d.d. 2 juni 19 83. Naar aanleiding hiervan heeft er een gesprek plaats gevonden op 12 oktober 1983 tussen de wethouder wonen en de StAR. Op een aantal zaken uit die reaktie gaan we nu verder in. 4.1. StAR en inspraak In de reaktie vragen B W zich af of er voor de StAR nog een taak ligt nu er een goed inspraak!- beleid tot stand is gekomen. In de nota "een StAR is nog geen inspraak" werd hier al eerder uitgebreid op ingegaan. De StAR heeft zich steeds verzet tegen de indruk die door de gemeente gewekt werd, als zou de ge meente d.m.v. de StAR aan haar inspraakverplich tingen voldoen. De StAR heeft zich altijd opge steld als funktionele adviesraad met de taak plannen te beoordelen binnen het kader van het totale ruimtelijke beleid voor de gehele stad. Dit in tegenstelling tot de direkt betrokkenen die vooral het eigen (buurt)belang zullen behar tigen. De StAR vindt voor de eigen oordeelsvorming de mening van de belanghebbenden onontbeerlijk, maar beschouwt het als één van de vele kriteria waaraan een plan getoetst dient te worden. De StAR juicht het toe dat de inspraak nu d.m.v. een verordening formeel geregeld is,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1984 | | pagina 857