gemeente Breda
bij-bijlage nummer: 197
Artikel 8
1. Binnen één maand na de benoeming wordt het benoemde lid of worden de
benoemde leden geïnstalleerd door de burgemeester.
2. De benoemde leden leggen daarbij in handen van de burgemeester de volgende
eed of belofte en verklaring af:
Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de commissie benoemd te worden,
rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, aan
niemand iets heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te
laten rechtstreeks noch middellijk van niemand enig geschenk of enige
belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dat ik de wetten die aan de commissie ter uitvoering zijn
opgedragen, zal onderhouden en nakomen en dat ik mijn plichten als lid van
de commissie naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig (Dat verklaar en beloof ik)
Artikel 9
Op de leden van de commissie is artikel 21 van de gemeentewet van toepassing
met dien verstande dat de gemeenteraad bij de beslissing omtrent het
lidmaatschap kan afwijken van de in dat artikel gestelde leeftijdseis, doch
niet verder dan de 18-jarige leeftijd.
Artikel 10
Op de leden van de commissie is artikel 25 van de gemeentewet van overeenkom
stige toepassing. Ingeval een lid een benoeming aanvaardt als bedoeld in dit
artikel eindigt het lidmaatschap van de commissie met ingang van de dag waarop
men de betreffende functie gaat beoefenen.
Artikel 11
1. De leden van de commissie treden niet op als advocaat of procureur dan wel
als gemachtigde in een administratief beroep, in een procedure van
administratieve rechtspraak of in een procedure ter zake van verhaal in
rechte waarin een beslissing - door of namens de commissie genomen -
onderwerp van beroep is.
2. Ingeval een lid van de commissie in strijd handelt met het bepaalde in het
eerste lid doen burgemeester en wethouders hiervan onmiddellijk mededeling
aan de raad.
3. De raad kan het betreffende lid van het lidmaatschap vervallen verklaren.
Artikel 12
1. Bij het ontstaan van een vacature van een lid van de commissie, een
raadslid door welke oorzaak dan ook doen burgemeester en wethouders
uiterlijk binnen drie maanden na het ontstaan een voorstel aan de raad ter
voorziening in deze vacature.
2. Artikel 4, lid 4, van deze verordening is voor zover nodig van overeen
komstige toepassing.