gemeente Breda bij-bijlage nummer: 197 Indien ten aanzien van de commissie zo veel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de bepalingen van de gemeentewet past het niet om een maximum leeftijd te stellen aan het lidmaatschap van de commissies. Indien aan raadsleden (en daarmee aan wethouders) geen grens wordt gesteld ten aanzien van een maximum-leeftijd komt het ons voor dat een dergelijke grens voor personen die slechts een klein deel van de taak van het college van burgemeester en wethouders uitvoeren, niet in de rede ligt. Artikel 14 De mogelijkheid om afdelingen te vormen hangt samen met de taak van de commissie, die drieledig is: a. het beslissen op aanvragen van burgers; b. het beslissen op bezwaarschriften en het horen van de bezwaarden; c. het vaststellen van het te voeren beleid. Gelet op de omvang van de taak kan het gewenst zijn, dat er afdelingen worden gevormd, die een adviserende taak hebben. Met name het horen van personen, die een bezwaarschrift hebben ingediend en het adviseren daarover aan de commissie is in deze van belang. Artikel 17 Met betrekking tot zaken die betrekking hebben op individuele burgers zijn wij van mening, dat de vergaderingen niet openbaar dienen te zijn, al moet hieraan onmiddellijk toegevoegd worden, dat in beroepszaken zowel bij Gedeputeerde Staten als bij de behandeling bij de Raad van State, de hoorzitting openbaar is. Toch komt het ons, gelet op het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burger gewenst vóór de vergadering niet openbaar te laten zijn. Ten aanzien van vergaderingen, die betrekking hebben op andere zaken dan op individuele burgers kan men echter oordelen, dat de vergaderingen dan wel openbaar dienen te zijn. Hierbij valt te denken aan de algemene vergaderingen, waarin de commissie het te voeren beleid vaststelt. Ten aanzien van de commissies is de openbaarheid in artikel 64 van de gemeentewet voorgeschreven voor de commissies die bevoegdheden van de raad uitoefenen. Voor de commissies met bevoegdheden van burgemeester en wethouders is dit niet het geval. Met betrekking tot de openbaarheid van de algemene vergaderingen heeft het college voor de verlening van bijstand voorgesteld die vergaderingen openbaar te doen zijn. Het college voor de verlening van bijstand stelde m.b.t. deze openbaarheid onder meer: Een meerderheid van ons college is van oordeel dat de Wet Openbaarheid van Bestuur te weinig mogelijkheden biedt aan de burger om kennis te kunnen nemen van de gedachtenwisseling binnen het college bij het vaststellen van het te voeren beleid. Het college heeft op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur slechts de verplichting tot openbaarmaking van de beleidsuitgangspunten zodra dat in het belang van een goede en democratische bestuursvoering noodzakelijk is. De bedoelde meerderheid is van mening dat het niet past in deze tijd, gelet op de opvattingen omtrent het openbaar bestuur, om vergaderingen van bestuursorganen besloten te doen zijn." Ons college deelt deze opvatting van het college voor de verlening van bijstand en stelt derhalve voor de algemene vergaderingen openbaar te doen zijn. In het kader van de openbaarheid van vergaderingen zal ook aandacht besteed moeten worden aan de mogelijkheid om spreektijd toe te kennen in de openbare vergaderingen van de commissie voor de verlening van bijstand aan mensen/ groepen, die daar om vragen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 1117