- 2 - Op grond van deze constatering is ambtelijk advies gevraagd over de kosten van herinvoering van de W.R.W. Dit kostenaspect is vervolgens aan de orde gekomen in het "programakkoord". Op pagina 15/16 wordt geconstateerd dat invoering van de W.R.W. een logisch gevolg is van de eerdere uitwerking van de Nota Volkshuisvesting. Daarbij is aangetekend dat invoering geblokkeerd kan worden als het effect van de invoering in relatie tot de kosten onverantwoord is. Op basis van eerdergenoemd ambtelijk advies is gebleken dat een maximale structurele last van 250.000,per jaar aan de invoering verbonden zou zijn. Hierop wordt verderop in het voorstel teruggekomen. Hoofdmotieven om te komen tot invoering van de W.R.W. zijn alsvolgt kort weer te geven: 1. de gemeentelijk zorg, dat de woningbehoevende een woonruimte ter beschikking krijgt, die aansluit bij zijn behoefte en zijn mogelijkheden; 2. het zoveel als mogelijk in overeenstemming brengen van behoefte, mogelijkheden en woonlasten; 3. het inzetten van een groter aantal woningen voor de huisvesting van met name (etnische) minderheden. De invoering van de W.R.W. geeft een extra middel de onder 1. genoemde zorg te verwezenlijken en de onder 2. en 3. genoemde doelen te bereiken. In uw vergadering van 9 mei 1983 heeft uw raad onder andere op grond van het voorgaande besloten aan de Kroon het verzoek te richten tot het weder op Breda van toepassing verklaren van de Woonruimtewet 1947, zulks in de omvang als in het voorstel nader is omschreven. Naar ons uitgebreide voorstel ter zake wordt overigens kortheidshalve verwezen. Dit verzoek heeft de Kroon gehonoreerd bij haar besluit van 12 oktober 1984, nr. 56, in werking getreden 1 november 1984. Voorts heeft de staatssecretaris van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer bij besluit van 31 oktober 1984, in werking getreden 15 november 1984, de gemeente Breda geplaatst op de bijlage B behorende bij de woonruimtebeschikking 1984. Plaatsing op deze bijlage betekent dat het de gemeente Breda is toegestaan naast het hanteren van de eis van economische binding aan de gemeente ook regelen te stellen met betrekking tot andere plaatselijk geldende distri butiecriteria, ten aanzien van de toekomstige eigenaar/bewoners (specifiek vergunningsvereiste voor eigenaar/bewoners) IIWoonruimteverordening a. Voorbereiding De woonruimteverordening vormt samen met de hierna te bespreken leegmel- dingsverordening het sluitstuk in het algemeen normatief kader van de woonruimtewetgeving De Woonruimtewet 1947 vormt daarin het beginpunt. Op grond van artikel 1 van de wet is het verboden een zelfstandige woon gelegenheid als omschreven in de woonruimteverordening in gebruik te nemen of te geven, tenzij door burgemeester en wethouders voor het in gebruik nemen schriftelijk vergunning is verleend aan degene die de woongelegenheid wenst te betrekken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 121