- 5 - Binnen het beleid met betrekking tot de vergunningverlening valt overigens te overwegen automatisch een woonruimtevergunning te verstrekken voor panden waarvan de huur zo laag is, dat geacht moet worden geen sprake te zijn van een woonruimte, welke aan een vereiste aan een woning te stellen voldoet Wij hebben hierin nog geen inzicht. Kennisname van een zo lage huur dient naar onze mening primair te leiden tot een woonkwaliteitsonderzoek door bouw- en woningtoezicht. Deze lage huren en de behoefte aan een ondergrens zullen in de praktijk moeten blijken. Evaluatie van de toepassing van de verordening in dat kader zal hier meer licht over moeten laten schijnen. cKoopwoningen/koopprij sgrens In de voorbereiding tot dit voorstel hebben wij besloten uw raad (in tegenstelling tot ons voorstel van 9 mei 1983) voor te stellen het woon- ruimtevergunningsvereiste niet van toepassing te laten zijn op door de eigenaar te bewonen woningen. De hieraan ten grondslag liggende motieven kunnen als volgt kort worden samengevat Het vergunningsvereiste voor koopwoningen zal de concurrentiepositie van de gemeente Breda - als wervingsfactor - nadelig beïnvloeden, met name voor wat betreft de Haagse Beemden, ten opzichte van de randgemeenten. Tweede motief is, dat in deze categorie de schaarste aan woningen - welks regeling met de invoering van de W.R.W. wordt beoogt - zich vrijwel niet voordoet Ten derde is invoering van de woonruimtewet onder andere gemotiveerd met het argument dat zij mede dient voor een herverdeling van de woonlasten ten gunste van de lagere en laagste inkomens. In deze inkomenscategorieën zijn geen of vrijwel geen adspirant huizenkopers te vinden. Tenslotte zou het bij een invoering van een koopprijsgrens van 100.000, (het minimum ingevolge de woonruimtebeschikking) een relatief gering aantal woningen betreffen dat per jaar voor toewijzing vrij zou komen. In relatie tot het voorgaande zou het met het vergunningenvereiste voor koopwoningen te bereiken doel in wanverhouding staan tot de daarvoor te maken kosten. In het Koninklijk Besluit van 12 oktober 1984 is overigens geen rekening gehouden met voorgaande motieven. Dit betekent dat de Kroon gevraagd zal moeten worden het vergunningsvereiste voor koopwoningen voor Breda uit te sluiten Uw raad ware daarom op grond van het voorgaande de Kroon te verzoeken onder handhaving van het woonruimtevergunningsvereiste voor huurwoningen, de Woonruimtewet 1947 niet meer van toepassing te doen zijn voor wat betreft de bewoning van een woning door de daartoe zakelijke gerechtigde. Zolang dit verzoek niet is gehonoreerd, zal gewerkt moeten worden met de thans geldende bepalingen. Dat betekent dat voor door eigenaar/bewoners te bewonen panden een vergunningsvereiste zal moeten gelden. Aan dit probleem is - gedeeltelijk - tegemoet gekomen door in de verorde ning geen vergunningverleningscriteria voor eigenaar/bewoners op te nemen. Daarnaast is een vergunningsverleningsplicht opgenomen voor deze categorie. Praktisch betekent dit, dat men middels het plegen van "een telefoontje" een vergunning krijgt toegestuurd voor het gaan bewonen van de eigen woning.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 124