bi j1nr235 De eis om tijdig subsidie aan te vragen, hoe weinig concreet de plannen voor activiteiten ook nog mogen zijn, wordt aan alle groepen en instellingen gesteld. Deze eis in de subsidieverordening tot het tijdig indienen van subsidieverzoeken maakt het mogelijk dat alle aanvragen niet alleen beoordeeld kunnen worden aan de subsidiecriteria, maar ook in relatie tot elkaar. Zeker in het geval van "blijvende" activiteiten, waaronder ook het uitgeven van een tweemaande lijks informatieblad gerekend kan worden, is het van belang voor de bestuurlijke afweging om over een totaaloverzicht van subsidie-aanvragen te beschikken. In het bovenstaande vinden wij voldoende grond om U voor te stellen het beroepschrift van de Vrouwenraad ongegrond te ver klaren Zoals U weet is aan de Emancipatie-adviesraad om advies gevraagd over de wijziging van het welzijnsprogramma 1985. Omdat er ons inziens geen nieuwe elementen ter overweging aangedragen zijn in het beroepschrift en in ons standpunt daarover, hebben wij besloten hierover niet opnieuw om advies te vragen aan de Emancipatie-adviesraad. Volgens artikel 32, zesde lid, van de verordening dient op het beroepschrift binnen drie maanden te worden beslist. De ter mijn kan eenmaal met twee maanden worden verlengd. In verband met de vakantieperiode bleek het niet mogelijk om het beroep schrift binnen de reguliere termijn aan Uw raad ter beslissing voor te leggen. Het was evenmin mogelijk om Uw raad tijdig te laten besluiten over een termijnverlenging. Wij hebben de Vrouwenraad over een en ander tijdig schrifte lijk geïnformeerd. Dit voorstel is besproken in de commissie Welzijn I. Vooraf gaand aan de bespreking van dit voorstel in die commissie is de Vrouwenraad in de gelegenheid geweest om zich te doen horen over het ingediende beroep. Het resultaat van de beraadslaging in de commissie welzijn I ligt ter inzage. Burgemeester en wethouders van Breda, F.M. Feij burgemeester H.S. van Asperen secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 1255