- 6 -
dClaimregeling
In de verordening is de bepaling opgenomen dat voor maximaal de helft van
vrijgekomen particuliere huurwoningen door ons college voordrachten kunnen
worden gedaan.
Het percentage van 50 is gekozen, enerzijds omdat blijkens de jurispru
dentie 100% niet is toegestaan, anderzijds geeft toepassing van dit per
centage ons de vrijheid in verhouding duurdere huurwoningen "terug te
geven" aan de eigenaar zodat deze daarvoor zelf een huurder kan vinden.
Daarbij blijft de claim op de goedkopere huurwoning bestaan en alzo kan
worden bijgedragen tot hetgeen met de invoering van de W.R.W. met name is
beoogd: rechtmatiger verdeling van de woonlasten en een beheersing van de
"onderkant van de vraag" naar huurwoningen.
Daarnaast verdient nog vermelding dat geen voordrachten zullen worden
gedaan aan eigenaren met maximaal 2 woningen.
e. Overigens
De mogelijkheid bestaat om het woonruimtevergunningsvereiste ook te laten
gelden voor woonwagen en woonschepen.
Gelet op deze speciale categorieën en de daarmee (al of niet) gepaard
gaande problematiek in Breda is dit niet gewenst.
III. Leegmeldingsverordening
Om te bereiken dat de woningen van particuliere eigenaren voor een voor
dracht van (een) kandidaat huurder(s) door ons college beschikbaar komen,
is de voorgelegde concept-leegmeldingsverordening opgesteld.
De verordening bevat een algemeen meldingsvoorschrift voor voor verhuur
vrijgekomen woningen beneden de huurprijsgrensDe aandacht wordt erop
gevestigd dat de meldingsplicht ook bestaat ten aanzien van door de
eigenaar te bewonen woningen. Dit is noodzakelijk zolang het
vergunningsvereiste voor dit type woningen niet is vervallen. Overigens
wordt verwezen naar het terzake vermelde onder de paragraaf "koopwoningen".
IV. Uitvoering
a. Gemeente
Op grond van de bestaande jurisprudentie is het niet mogelijk de uitvoering
van de woonruimtewet direct op te dragen aan een privaatrechtelijke
organisatie, dus ook niet aan de S.W.B.
De uitvoering moet - voor wat betreft de advisering en de besluitvorming -
in handen zijn van respectievelijk ons collegeen een aan ons ondergeschikte
ambtenaar. Is dit niet het geval dan zal bij een eventueel Arob-beroep met
aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de appellant in het gelijk
worden gesteld, met als gevolg dat de woonruimteverordening een dode letter
is geworden.
Dit betekent dat tenminste één ambtenaar direct belast moet zijn met de
uitvoering van de woonruimteverordening en de leegmeldingsverordening.
Wij stellen ons dan ook voor de directe uitvoering door een aan te stellen
gemeenteambtenaar te laten geschieden, welke te werk wordt gesteld bij de
S.W.B.
Eventuele beroepsprocedures, de begeleiding en evaluatie van de uitvoering
zullen geschieden door de afdeling volkshuisvesting/stadsvernieuwing van de
dienst van openbare werken.