bijl. nr. 271
vorenopgesoinde punten zijn bij de waardering van
het voorliggende saneringsvoorstel van belang
omdat zij aantonen dat:
1. het Rijk onder geen omstandigheden bereid is
gebleken, de Shel1-verliezen tot het totaal
van f. 154 milj. voor zijn rekening te nemen;
2. het Rijk de verhoging van de rijksbijdrage
van f. 109 milj. onbespreekbaar heeft gehou
den
3. het Rijk ten opzichte van de kleine gmeenten-
/deelnemers met een beroep op de artikel 12-
situatie geen medewerking heeft willen verle
nen aan een ordentelijke toepassing van de
gemeenschappelijke regeling;
4. naar het oordeel van het Rijk door effectu
ering van de voorliggende saneringsregeling
een situatie wordt geschapen voor het IHM,
die met inachtname van een bepaalde mate van
"bedrijfsrisico" tot een aanvaardbare werk
situatie leidt.
Wil men nu komen tot een eindwaardering van de
voorliggende saneringsregeling, dan menen wij te
moeten vaststellen, dat:
1. deze saneringsregeling partieel is in die
zin, dat een (gekapitaliseerd) risico van f.
55 milj. voor de deelnemers blijft bestaan en
een bedrag van f. 20 milj. (voorschot) onaf
hankelijk van de inmiddels te realiseren ver
kopen ultimo 1986 moet worden terugbetaald;
2. ter mitigering van die resterende risico's
slechts openstaan de beperkt in te schatten
met winst te realiseren grondverkopen binnen
het IHM-areaal van 132 ha. en de winst die op
grond van artikel 3 der bestuursovereenkomst
zou kunnen worden behaald op de verkopen van
gronden buiten dat areaal.
3. het verwerpen van de voorliggende sanerings
regeling door Breda een aangesproken worden
op basis van de gemeenschappelijke regeling
met de daaraan verbonden consequenties in
financiële zin nagenoeg zeker maakt. Bij
verwerping zal ook het toekomstige exploita
tiebeeld niet positief wordt beinvloed;
- 8 -