- 2 - J.I. VEG-Gasinstituut-rapport "Fraktijk-onderzoek rendement c.v.-ketels" Pas in mei 1985 heeft VEG-Gasinstituut het eindrapport betreffende het praktijkonderzoek naar de rendementen van c.v.-ketels gepubliceerd. Aan deze definitieve rapportage is uitvoerig overleg tussen VEG-Gasinstituut en de twee opdrachtgevers -VESTIN en NEOM- voorafgegaan. Dit overleg is, zeker omdat het geruime tijd heeft gevergd, door de buitenwacht kennelijk opgevat als het tegenhouden van het eindrapport. Zelfs is uitgesproken dat VESTIN -NEOM werd niet genoemd- publikatie tegen hield omdat men het oneens zou zijn met de eindresultaten. In de eerste versie van de concept-eindrapportage van het VEG-Gasinstituut misten VESTIN en NEOM echter gegevens die uitsluitsel gaven over de mate waarin de in de praktijk afgenomen m3 aardgas afwijken van de standaardvoor- waarden van 35,17 MJ. Het gevoerde overleg was erop gericht om -binnen het rapport- het antwoord op deze vraag te vinden, om te voorkomen dat VESTIN en NEOM bewerkingen zouden moeten uitvoeren op het eindrapport van het VEG-Gasinstituut. De verbruikers zouden zo'n bewerking achteraf immers kunnen opvatten als het naast zich neerleggen van het praktijk-onderzoek. Na lang overleg heeft VEG-Gasinstituut besloten om de door de NEOM en VESTIN gevraagde gegevens ook op te nemen in het eindrapport* in de vorm van een extra hoofdstuk 8. Het onderzoek van VEG-Gasinstituut is gebaseerd op metingen onder praktijk omstandigheden bij circa 100 installaties in diverse plaatsen, met ketels van de zogenaamde "conventionele" zowel als de "verbeterd-rendement" generatie. Ook bij 9 woningen in Ulvenhout zijn voornoemde metingen verricht. Alle c.v.-ketels waren van het bouwjaar 1980, 1981 of 1982. Ook de zogenaamde "HR"-ketels zijn onderzocht, maar aangezien in de praktijk dit type nauwelijks wordt geïnstalleerd in de sociale woningbouw zijn die uitkomsten niet verdisconteerd in het adviestarief stadsverwarming. Ten behoeve van de tariefbepaiing geldt als uitgangspunt voor de referentie woning in de gassituatie een gas c.v.-ketel zoals die thans gebruikelijk wordt geïnstalleerd in de sociale woningbouw. III. Toetsing door NEOM van de voorgestelde S.V.-tarieven aan het niet-meer-dan- anders beginsel In augustus 1985 hebben wij de NEOM verzocht om een concept-raadsvoorstel inzake tariefwijziging stadsverwarming te willen toetsen aan het niet-meer-dan-anders beginsel, conform de richtlijnen van het Ministerie van Economische Zaken. Bij deze toetsing wordt tevens beoordeeld of er zich bijzondere omstandig heden voordoen welke van zodanige aard zijn, dat een afwijking van het-niet- meer-dan-anders beginsel gerechtvaardigd is. Het resultaat van de toetsing ligt ter inzage. Op de volgende onderdelen komt NEOM met afwijkingen ten opzichte van het (ingetrokken) raadsvoorstel van september 1985: - lagere aansluitbijdrage voor individueel bemeten woningen in de Haagse Beemden - lagere compensatie electrisch koken in de Haagse Beemden - hogere compensatie warmtapwater in de Haagse Beemden. Per onderdeel zal ingegaan worden op de door NEOM aanbevolen bedragen voor het stadsverwarmingsproject in Breda. Wij stellen u voor om de NEOM-aanbevelingen integraal over te nemen. Hierdoor wordt namelijk bereikt dat de stadsverwarmingstarieven in Breda, rekening houdend met de hier specifiek geldende omstandigheden, aansluit bij een uniforme, landelijke toetsing aan het niet-meer-dan- anders beginsel.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 1658