-2-
II. De Wet op de stads- en dorpsvernieuwing
De kern van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing is de decentralisatie
van de stadsvernieuwing, het op basis van een verdeelsleutel toekennen van
zogenaamde doeluitkeringen aan gemeenten en een uitbreiding van het stads
vernieuwingsinstrumentarium.
Tevens worden de gemeenten verplicht tot vaststelling van een subsidie- en
inspraakverordening, alsmede van een meerjarenplan stadsvernieuwing.
Op de hoofdelementen van de Wet gaan wij in deze paragraaf kort in.
a. Rijkstaken gaan naar gemeenten
Met de inwerkingtreding van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing zullen 19
rijksregelingen (met een totale jaaromzet van 1 miljard) op het gebied
van de stadsvernieuwing komen te vervallen. In plaats daarvan zullen de
gemeenten uit het rijksbudget middelen toegewezen krijgen om de uitvoering
te kunnen overnemen (zie hierna onder c.).
De belangrijkste rijksregelingen die vervallen, zijn:
- het besluit bijdragen reconstructie- en saneringsplannen (de zogenaamde
80%-regeling)
- de lokatiesubsidie, voor zover betrekking hebbend op de stadsvernieuwing;
aankoop van particuliere woningen ter verbetering;
verbetering van de woonomgeving;
- groot onderhoud en verbetering van door de eigenaar bewoonde woningen;
- restauratie van woonhuismonumenten;
sanering milieuhinderlijke bedrijven.
Door deze decentralisatie van rijkstaken ontstaat een grote(re) bestedings-
en daarmee beleidsvrijheid voor de gemeenten. De zeggenschap over stads
vernieuwing en de bepaling van prioriteiten komt grotendeels bij de gemeenten
te liggen.
Dit betekent ook, dat van rijkswege gestelde beperkingen en voorwaarden komen
te vervallen.
De vaak lange procedures kunnen worden bekort, omdat niet meer de weg naar
"Den Bosch en/of Den Haag" hoeft te worden afgelegd.
Daar staat tegenover, dat er meer eisen worden gesteld aan een integrale
belangenafweging binnen de gemeenten. Op ambtelijk niveau zullen de
coördinerende taken meer aandacht moeten gaan krijgen.
In dit kader dient opgemerkt te worden, dat enkele voor de stadsvernieuwing
belangrijke volkshuisvestingsposten niet worden gedecentraliseerd, te weten:
- de verbetering van huurwoningen (woningwetwoningen, particuliere huur
woningen)
gesubsidieerde nieuwbouw in vernieuwingsgebieden
de individuele huursubsidie.
De achterliggende gedachte van de regering is, dat de handhaving van de een
heid van het huur- en subsidiebeleid van zo groot belang is, dat de
verantwoordelijkheid daarvoor op rijksniveau moet worden gehandhaafd.
b. Het begrip "stadsvernieuwing"
Het kader, waarbinnen de gemeentelijke activiteiten zich dienen af te spelen,
is aangegeven in artikel 1 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, waar
het begrip "stadsvernieuwing" als volgt wordt omschreven:
"De stelselmatige inspanning zowel op stedebouwkundig als op sociaal,
economisch, cultureel en milieuhygiënisch gebied, gericht op behoud, herstel,
verbetering, herindeling of sanering van bebouwde gedeelten van het gemeente
lijk grondgebied".