-4-
De controle achteraf zal beperkt zijn tot een rechtmatigheidstoetsing, dat
wil zeggen zijn de uitgaven gedaan binnen het in de Wet omschreven begrip
"stadsvernieuwing"
2. Overgangsproblematiek
De decentralisatie van de stadsvernieuwing van rijk naar gemeenten is - zoals
ook uit de aandacht van de nieuwsmedia blijkt - voor wat de overgangsfase
betreft terecht aangeduid als een problematiek.
In verband met het vervallen van 19 rijksregelingen per 1 januari 1985 heeft
de staatssecretaris van V.R.O.M. bij brief van 23 juli 1984* een declaratie
stop voor deze regelingen per 1 september 1984 ingesteld. Voorts deelde hij
mee, dat voor betaling nog in aanmerking zouden kunnen komen die declaraties,
waarvan vóór 1 september 1984 met een voldoende mate van hardheid kon worden
aangegeven, dat zij in elk geval nog vóór 1 november 1984 zouden worden in
gediend. Hierbij maakte hij het voorbehoud, dat de begrotingsgelden toe
reikend zouden moeten zijn voor het honoreren van de ingediende declaraties.
De reden van het instellen van de declaratiestop was, dat de gemeenten zo
spoedig mogelijk duidelijkheid moest worden verschaft over de bedragen die
voor de stadsvernieuwingsfondsen beschikbaar zouden komen.
De gemeenten hebben vervolgens op grotere dan gebruikelijke schaal gedecla
reerd:
- plannen, die (al enige tijd) voltooid waren, zijn in één keer tegelijk
ingediend (voorheen gebeurde dat meestal in een gematigd tempo, omdat
er voldoende zekerheid was, dat er uitbetaling zou plaatsvinden);
plannen, die nog maar gedeeltelijk uitgevoerd waren.
Het gevolg hiervan was dat de overgangsproblematiek van de komende jaren
zich vooral in 1984 heeft geconcentreerd. Dit leidde er op zijn beurt weer
toe, dat de beschikbare gelden op de rijksbegroting 1984 bij lange na niet
toereikend waren.
De staatssecretaris van V.R.O.M. heeft tot de volgende oplossing besloten
(brief d.d. 23 oktober 1984*):
- alleen die declaraties zullen worden gehonoreerd, die daadwerkelijk
vóór 1 september 1984 zijn ingediend; de declaraties, waarvan is aan
gekondigd, dat ze vóór 1 november 1984 zouden worden ingediend, zullen
niet worden uitbetaald;
teneinde de declaraties, die daadwerkelijk vóór 1 september 1984 zijn
ingediend, te kunnen betalen, is het noodzakelijk op de rijksbegroting
een bedrag van 1985 en later naar 1984 te verschuiven.
De consequenties van deze besluiten zijn tweeërlei:
- met name in 1985 en 1986 is er voor de doeluitkeringen aan gemeenten
minder beschikbaar dan aanvankelijk was gedacht (zie hiervoor onder 1.);
de gemeente Breda kan door het vervallen van de "1 november-regeling"
niet meer declareren:
verbetering woonomgeving 1.270.000,
wisselwoningen 649.200,
In het in III te bespreken meerjarenplan stadsvernieuwing 1985-1989 is
rekening gehouden met de mogelijkheid, dat niet alle kosten woonomgeving
tijdig gedeclareerd zouden kunnen worden. Daarvoor was al een bedrag van
600.000,gereserveerd voor 1985 in het fonds stadsvernieuwing.
Het resterende bedrag van 1.300.000,zal zo mogelijk gespreid over enkele
jaren ook ten laste van het fonds stadsvernieuwing dienen te komen.