- 7 - bijlage nr. 25 (restant) hoofdsom en eventueel ingevolge de overeenkomst van geldlening verschuldigde (redelijke) boeten en kos ten. Uit de betreffende overeenkomst zal dan ook uiter aard moeten blijken welke boeten (eventueel in de vorm van renten) de geldgever in rekening kan brengen. Om in de toepassing van de betreffende garantievoorwaar- den en/of -bepalingen, waaronder - om voor deelneming van het rijk in aanmerking te komen - de gemeentelijke garan tie moet zijn verleend, eenheid te bereiken is het onzes inziens op zijn plaats dat de gemeente als verlies aan de geldgever betaalt het bedrag dat voor deelneming van het rijk als verlies wordt aangehouden. De gemeente betaalt dan in die gevallen eerst het verlies aan de geldgever, nadat zij van het rijk bericht heeft ge kregen in hoeverre het door de geldgever berekende ver lies juist is en dus vaststaat in welk bedrag het rijk voor 50% deelneemt. Wij merken in dit verband op dat het de gemeente is, die de garantie heeft afgegeven en dat de geldgever dan ook uitsluitend met de gemeente van doen heeft. De geldgever zal zeker niet verwachten dat de gemeente het verlies de dag na die, waarop de geldgever betaling van het verlies heeft gevraagd, al heeft betaald. De geldgever heeft er echter recht op dat de gemeente bin nen een redelijke termijn tot betaling van het verlies, waartoe zij uit hoofde van de garantie is gehouden, over gaat. De gemeente moet er wel rekening mee houden dat de geldgever - als betaling van de gemeente inderdaad te lang uitblijft - ingevolge artikel 1286 van het Burgerlijk Wet boek kan mededelen aanspraak te maken op deze wettelijke rente. Het rijk is niet bereid deze wettelijke rente voor de deelneming van het rijk in het verlies in aanmerking te nemen, tenzij de vertraging in de betaling van het verlies door de gemeente aan het rijk te wijten zou zijn. De enkele omstandigheid dat er een zeker tijdsverloop is tus sen het verzoek van de gemeente aan het rijk om in het verlies deel te nemen en de beslissing van het rijk op dit verzoek brengt derhalve geen verwijtbaarheid voor het rijk mee. Ter voorkoming c.q. vermindering van de extra (wette- lijke)-rente-kosten kan het gemeentebestuur overwegen om, na kritische beoordeling van de ingediende declaratie, de geldgever een voorschot te betalen en het restant eerst na akkoordbevinding door het rijk. Ten aanzien van de juridische gevolgen van het niet-nako- men door de eigenaar van zijn betalingsverplichtingen, gevolgd door een (gedwongen openbare) verkoop van zijn wo ning, mogen wij Uw raad het volgende mededelen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 224