- 1 -
bij bijl.nr. 26 II (gewij
Ontwerp-overeenkomst
Met betrekking tot de samenwerking tussen de gemeente Breda en de Stichting
Woonruimteverdeling Breda inzake ondersteunende werkzaamheden voor de uit
voering van de woonruimtewet 1947 en daartoe door de Kroon en de raad van
de gemeente Breda genomen besluiten.
De ondergetekenden:
1. Drs. F.M. Feijburgemeester van de gemeente Breda, als zodanig ten
deze die gemeente rechtsgeldig vertegenwoordigend overeenkomstig het
bepaalde in artikel 78, eerste lid van de gemeentewet en handelend ter
uitvoering van het besluit van de raad van die gemeente d.d.
hierna te noemen "de gemeente"
en
2.
en
respectievelijk voorzitter en secretaris van de Stichting Woonruimte
verdeling Breda
hierna te noemen "de stichting"
Overwegende
dat bij Koninklijk Besluit van 12 oktober 1984 nr. 56 de Woonruimtewet 1947
met ingang van 31 oktober 1984 wederom van toepassing is verklaard voor de
gemeente Breda;
dat ter uitvoering daarvan door de raad van de gemeente de Woonruimtever
ordening 1985 en de leegmeldingsverordening 1985 zijn vastgesteld;
dat de in de verordening voor het doen van voordrachten van kandidaat
huurders voor leeggemelde woningen gestelde woonruimteverdelingscriteria
gelijk zijn aan die welke door de raad voornoemd zijn vastgesteld en door
de stichting gehanteerd worden voor het doen van voordrachten van kandidaat
huurders voor leeggekomen woningen van het gemeentelijk woningbedrijf en de
plaatselijke woningbouwverenigingen voor bij haar ingeschreven staande
woningzoekenden
dat de stichting op basis van een samenwerkingsovereenkomst tussen de
plaatselijke woningbouwverenigingen en de gemeente is opgericht met als
doelstelling de doelmatige en rechtvaardige verdeling van de bij genoemde
instellingen in beheer zijnde woningen;
dat daarom partijen van mening zijn dat nu de Woonruimtewet 1947 opnieuw op
Breda van toepassing is de voorbereiding van de noodzakelijke inschrijvingen,
voordrachten, woonruimtevergunningverleningenleegmeldingenregistratie
door burgemeester en wethouders en de voor de uitvoering van die werkzaam
heden noodzakelijke administratie het meest optimaal kan geschieden in
aansluiting op de reeds bestaande administratie van de stichting;