aan de raad der
gemeente Breda
Bijlage nr. 40
Voorstel van burgemeester en wet
houders inzake de positie van de
gemeente Breda in het Stads
gewest Breda.
1 INLEIDING
Zoals U bekend is, zijn wij in juni van het vorige jaar in
overleg getreden met het dagelijks bestuur van het Stads
gewest Breda over met name de positie van de gemeente Breda
in het Stadsgewest. Ter opening van dit overleg hebben wij
ons bij brief van 8 juni 1984 als één van de deelnemende
organen in het Stadsgewest Breda gewend tot het dagelijks
bestuur. De aanleiding om naar het openen van dit overleg
te vragen, werd onzerzijds vooral gevonden in de noodzaak
om ingrijpende bezuinigingen te bewerkstelligen op de
gemeentelijke uitgaven. Deze noodzaak bracht ons in de
positie om alle gemeentelijke activiteiten en ook de ver
richtingen van anderen, waaraan van gemeentewege in finan
ciële zin wordt bijgedragen, nadrukkelijk nader te over
wegen. Hierbij zijn ook de samenwerkingsverbanden
betrokken en met name ook het Stadsgewest Breda.
Bovendien hebben wij in dit kader toegegeven aan de aange
voelde behoefte om de ervaringen met bijna tien jaren stads
gewestelijke samenwerking te evalueren, ten einde op basis
daarvan een inschatting te kunnen maken van de betekenis
van deze samenwerking voor de gemeente Breda en haar
inwoners
Wij hebben daarbij vanuit de positie van Breda in het Stads
gewest in globale zin aandacht besteed aan de opzet van de
bestuursstructuur en de daarmee samenhangende - te beperkte
bestuurlijke beïnvloedingsmogelijkheden, de mogelijkheden
tot beheersbaarheid van het stadsgewestelijke functioneren,
de taakbehartiging en vanzelfsprekendheid ook aan de als
gevolg van het functioneren van het Stadsgewest ondervonden
resultaten met een afweging hiervan tegenover de jaarlijks
verschuldigde financiële bijdragen. Daarenboven hebben wij
getracht om ten behoeve van Breda de gedachten te bepalen
over de verdere intergemeentelijke samenwerking in de
toekomst en dit ook tegen de achtergrond van de inmiddels i
werking getreden nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen.
Met deze aspecten voor ogen kwamen wij bij onze beschou
wingen en overwegingen terecht op het innemen van een nogal
BK/8502693
13-2-1985