bijl.nr. 40
den aan onze bereidheid en daarvan ook blijk gegeven om mee
te blijven opkomen voor de regionale belangen en daaraan
mede verder gestalte te geven via intergemeentelijke
samenwerking als verlengd lokaal bestuur.
Vanuit onze verantwoordelijkheden en gegeven de ervaringen
hebben wij ons wel op het standpunt gesteld, dat er met
betrekking tot bepaalde aspecten veranderingen zouden moeten
worden doorgevoerd bij een verdere samenwerking in stadsge
westelijk verband. Het ging hierbij volgens onze inzichten
om ten volle gerechtvaardigde en op reële uitgangspunten
terug te voeren verlangens met een essentiële betekenis voor
de wijze waarop het functioneren van het Stadsgewest zou
moeten plaatshebben en waarop dit in hoofdzaak zou moeten
zijn gericht, een en ander bezien vanuit de invalshoek van
de gemeente Breda.
UITGANGSPOSITIE
Als één van de hoofdpunten waarom wij ons genoodzaakt zagen
om een kritische opstelling te gaan aannemen ten opzichte
van het Stadsgewest is te noemen het bij ons overheersende
gevoelen, dat er bij het functioneren van het Stadsgewest in
verschillende opzichten tot dusverre onvoldoende recht wordt
gedaan aan de positie van Breda. Volgens onze opvattingen is
het hierbij als een essentieel gegeven te beschouwen, dat er
sprake dient te zijn van een werkelijk gemeenschappelijke
visie op de hoofdpunten van het stadsgewestelijk beleid,
waarbij ook de belangen van de centrumgemeente tot hun recht
zouden kunnen komen.
Van een dergelijke gemeenschappelijke visie zou in ieder
geval moeten kunnen worden uitgegaan bij de verdere ontwik
kelingen op het terrein van de ruimtelijke ordening en de
volkshuisvesting in het Stadsgewest. Voor deze beleidsvisie
zou moeten worden aangesloten aan de op rijksniveau in dit
verband uitgezette kaders, zoals die zijn vastgelegd in de
Verstedelijkingsnota en die betrekking hebben op de positie
van Breda als groeistad, alsmede aan de zienswijze van de
provinciale overheid in Noord-Brabant, zoals die is terug te
vinden in de voorstudies van de herziening van het streek
plan West-Brabant. In samenhang met deze uitgangspunten
dient voor het bepalen van de omvang van de te realiseren
woningbouw, het bouwen voor de lokale behoefte als uitgangs
punt te worden aangehouden met als effect het terugdringen
van de suburbanisatie. Het hieraan tegemoetkomen door het
Stadsgewest hebben wij steeds als een essentiële voorwaarde
ingebracht tijdens het plaatsgevonden overleg om de geloof
waardigheid in de verdere toekomstige samenwerking voor wat
betreft Breda overeind te kunnen houden.
Een ander hoofdpunt werd voor ons gevormd door de wens naar
een meer inzichtelijke en beheersbare bestuursstructuur bij
het Stadsgewest. Als gevolg hiervan zou de samenstelling van
de bestuursorganen niet te omvangrijk mogen zijn. Bovendien
- 3 -