bi j1nr40
er ook drie adviescommissies en met betrekking tot verschil
lende beleidsterreinen een portefeuillehoudersoverlegBij
handhaving van deze structuur komt het geheel nogal "over-
georganiseerd" over en bovendien worden hierdoor de inzich
telijkheid en het effectief functioneren niet bevorderd. Wij
tekenen hierbij nog aan, dat voor de bedrijfsgeneeskundige
zorg nog de instelling van een bestuurscommissie in voorbe
reiding is. De resultaten van aangekondigde nieuwe aandacht
voor de verhouding tussen deze commissies en het dagelijks
bestuur wachten wij overigens af.
2.6. Portefeuillehoudersoverleg
Wij zijn van oordeel, dat ten gunste van de betekenis van
deze overlegvormen deze steeds door de gewestraad dienen te
worden gesanctioneerd.
2.7. Adviescommissies
Het aantal van f6 leden per commissie zou kunnen worden aan
gepast in verband met het terugbrengen van de omvang van de
van de gewestraad.
2.8. Totstandkoming besluiten
Voorgesteld wordt om de thans in de regeling opgenomen twee
derde meerderheid voor de vaststelling van enkele plannen én
de begroting terug te brengen naar de normale meerderheid.
Op de eerste plaats constateren wij, dat wij tijdens het
overleg niet om deze wijziging hebben gevraagd. In de voor
stellen wordt deze wijziging gemotiveerd met het wijzen op
de samenhang met de voorgestelde samenstelling van de gewest
raad en vanwege het streven naar regionale visies. Met name
bij de begroting handelt het niet om regionale visies. Boven
dien wordt via de begroting in feite ook de door de gemeen
ten verschuldigde financiële bijdragen aan het Stadsgewest
vastgelegd. Het gaat hierbij om voor de gemeenten verplichte
uitgaven. Wij hebben tegen deze achtergrond geen enkele
behoefte aan de hier voorgestelde wijziging en wij opteren
dan ook voor het handhaven van de huidige regeling, dat wil
zeggen een tweederde meerderheid.
2.9. Wijziging regeling Stadsgewest Breda
Met het voorstel om het wijzigen van de regeling mogelijk te
maken met een drievierde meerderheid van de deelnemende
gemeenten kunnen wij instemmen. Daarenboven zijn wij van
oordeel, dat de voorstelde "maximaal zorgvuldige werkwijze"
bij het wijzigen van de regeling het beste gegarandeerd zal
zijn wanneer deze in de regeling wordt vastgelegd. Wij
spreken onze voorkeur hierin dan ook uit. Overigens vragen
wij ons nog af of deze drievierde meerderheid ook zou moeten
worden gesteld en daarmee zou gaan gelden voor het opheffen
van de regeling in de plaats van de thans in dit verband
geldende tweederde meerderheid?
- 7 -