- 2 -
bijl.nr. 50
De uitvoering van de 2e fase is mede ten gevolge van het doorlopen van de
benodigde planologische procedures sterk vertraagd en zal nu naar ver
wachting plaatsvinden in de jaren 1986-1990. De kosten worden op prijspeil
1982 geraamd op 48.500.000,en zullen naar verwachting uiteindelijk
60.000.000,gaan belopen.
Op grond van bestaande verdeelsleutel en de raming van de kosten op prijs-
basis 1982 zou het gemeentelijk aandeel in de provinciale kosten afgerond
2.000.000,bedragen.
In het bedrag is tevens opgenomen 1/24 deel van de kosten van herstel van
de spoorwegverbinding Lage Zwaluwe - Geertruidenberg zijnde een bedrag
globaal genomen tussen de 250.000,en 300.000,waartoe echter pas
overgegaan zal worden indien N.S. een commerciële exploitatie van de be
staande concessie mogelijk acht.
Bij het beschikbaar stellen van het aanvullend krediet voor de 1e fase van
het projekt op 15-02-197 9 heeft Uw raad tevens met algemene stemmen de
volgende motie aangenomen
"De raad van de gemeente Breda is van mening, dat verdere uitvoering van
werken, zoals gemeld in het voorstel van burgemeester en wethouders te
weten het maken van een nieuwe kanaaltak, danwel andere werkzaamheden niet
geacht worden te zijn opgenomen in, danwel voort te vloeien uit het oor
spronkelijke principebesluit tot participatie, zoals bedoeld in de over
eenkomst van 1975 tussen rijk, provincie en de gemeenten Oosterhout en
Breda; geeft mitsdien te kennen geen medewerking nog financiële bijdrage
verder te verlenen en acht de oorspronkelijke overeenkomst met het thans
beschikbaar stellen van een aanvullend krediet van ƒ1.255.000,als ge
heel beëindigd".
Op 17 juli 1979 hebben wij de motie van de raad medegedeeld aan de minister
van verkeer en waterstaat, Gedeputeerde Staten en de gemeente Oosterhout.
Na het signaal van de raad (motie) hebben noch de minister van verkeer en
waterstaat noch Gedeputeerde Staten fundamenteel overleg met ons college
gevoerd over de verdere gang van zaken.
Intussen zijn de ambtelijke apparaten van rijk en provincie doorgegaan met
de verdere planontwikkeling.
Bij brief van 13 september 1982 komt nadere informatie van rijkswaterstaat.
Daaruit blijkt, dat de 2e fase (nieuwe kanaaltak naar de Amer) voor de uit
voeringsjaren tussen 1986/1990 voor Breda neerkomt op een bijdrage van
2.000.000,--.
Dit is voor ons college aanleiding geweest om nader te beraden over gehele
gang van zaken sedert de begin jaren zestig, de betekenis van de motie van
Uw raad van 197 9 de verdere juridische en bestuurlijke gebondenheid van de
gemeente Breda. Deze propositie hebben wij afgezet tegenover het rendement
voor Breda, de financiële mogelijkheden met daarbij als algemeen uitgangs
punt het verlies aan rendement van het niet doorgaan van het totale projekt
en het aspect van de werkgelgenheid
Daarop heeft ons college overleg gevoerd met de verantwoordelijke gedepu
teerde. Wij zijn tot de konklusie gekomen dat alleen een beperkte financiël
bijdrage van de gemeente Breda verantwoord en gerechtvaardigd is.
Bij brief van 26 april 1984* heeft ons college aan Gedeputeerde Staten mede
gedeeld bereid te zijn Uw raad voor te stellen een aanvullende bijdrage tot
een totaal van 750.000,beschikbaar te stellen. Dit bedrag, te betalen