aan de raad der gemeente Breda OW/8417998 5-12-1984 bijlage nr. 82 Preadvies van burgemeester en wethouders met betrekking tot de verrekening van de servicekosten bij complexen gemeentewoningen Ingevolge artikel 31, lid 2, van het Besluit toegelaten instellingen volks huisvesting juncto artikel 12, lid 2, van de Huurprijzenwet woonruimte, zijn een toegelaten instelling en een verhuurder in het algemeen gehouden de huurders van hun woningen elk jaar een overzicht te verstrekken van de kosten voor het verrichten van leveringen en diensten ten behoeve van de huurders, waaruit het terzake in rekening gebrachte bedrag blijkt en zulks onder ver melding van de wijze van berekening daarvan. Aan deze verplichting heeft het gemeentelijk woningbedrijf nog niet kunnen voldoen, omdat de samenstelling van deze overzichten, gezien het aantal huurders waarom het gaat en de talrijke mutaties in dit soort woningen, met de huidige personeelsbezetting slechts mogelijk is met een daartoe uitgerust automatiseringssysteem. Dat waarvan tot nu toe gebruik is gemaakt voorziet daarin niet, doch in het op korte termijn in te voeren nieuw automatiseringssysteem wordt daarin voorzien, zodat de opgelegde verplichting alsdan kan worden nagekomen. Teneinde over de afgelopen periode - en daarmede wordt bedoeld vanaf 1979 tot en met 1983 (1984 volgt later) omdat de Huurprijzenwet Woonruimte in eerst genoemd jaar in werking is getreden - deze wettelijke verplichting alsnog te effectueren, hebben wij bijgaand overzicht doen samenstellen, ten aanzien waarvan wij u, rekening houdende met het in mei 1984 door de Werkgroep Servicekosten in opdracht van het ministerie van V.R.O.M. uitgebrachte rapport, genaamd "van service naar kosten", de volgende voorstellen doen. Hierbij wordt uitdrukkelijk vermeld dat ingevolge artikel 38, le lid, van de Huurprijzenwet Woonruimte de bewoners die langer dan twee jaar uit de woning zijn geen recht meer hebben op restitutie van hetgeen onverschuldigd mocht zijn betaald. Daarbij is het niet helemaal duidelijk of ingeval van service kosten over "onverschuldigd betaald" kan worden gesproken. Hoe dan ook, bij het teruggaan tot 1979 voor alle bewoners, ook voor die welke nadien zijn verhuisd wordt verder gegaan dan waartoe formeel de ver plichting noopt. In het kader van de woonlastenproblematiek en niettegenstaande de omvangrijke administratieve werkzaamheden en de moeilijke situatie waarin het woning bedrijf nog steeds verkeert, lijkt ons dit een goede zaak. Gesplitst naar per onderdeel gevormde fondsen luiden deze voorstellen: 1. Onderhoud boilers: hiervoor geldt dat dit ongeschikt moet worden geacht om tot jaarlijkse verrekening over te gaan. Immers de onderhoudskosten lopen op naar gelang de ouderdom van de boilers, zodat verrekening, met name bij mutaties, tot onrechtvaardigheden zou leiden. Onttrekking of toevoeging aan de saldi van vóór 1979 lijkt ons een betere oplossing. 2. Onderhoud parkeerterreinen: is qua karakter gelijk aan dat onder 1. Derhalve hierop dezelfde systematiek toepassen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 461