blad nr.
In het kader van deze nota zal aan de onder 1 t/m 4 genoemde elementen
geen verdere aandacht worden besteed. De onder 3 genoemde verordening zal
- samen met de verordening die betrekking heeft op de aan natuurlijke of
rechtspersonen te verstrekken geldelijke steun - afzonderlijk aan de
gemeenteraad kunnen worden aangeboden.
De aandacht in deze nota zal met name gericht zijn op de voor de komende
vijf jaren te verwachten behoefte aan middelen ten behoeve van de stadsver
nieuwing en de verdeling van deze middelen, kortom: het meerjarenplan
stadsvernieuwing van de gemeente Breda voor de jaren 1985-1989.
Achtereenvolgens zullen aan de orde komen:
a. Uitgangspunten en randvoorwaarden (§B);
b. Elementen ten behoeve van het programma 1985-1989 (§C);
c. Conclusies en aanbevelingen (§D).
B. Uitgangspunten en randvoorwaarden
De Wet op de stads- en dorpsvernieuwing geeft het kader aan, waarbinnen de
stadsvernieuwing zich afspeelt. De opstelling van een meerjarenplan
stadsvernieuwing vindt zijn basis in artikel 42 van die wet, waar o.m.
gesproken wordt over de jaarlijkse rapportage aan Gedeputeerde Staten
inzake de voor de komende vijf jaren te verwachten behoefte aan middelen
ten behoeve van stadsvernieuwing.
Alvorens concreet hierop in te gaan dient een aantal uitgangspunten en
randvoorwaarden te worden geformuleerd.
1Het begrip "stadsvernieuwing"
De Wet verstaat onder stadsvernieuwing: "De stelselmatige inspanning
zowel op stedebouwkundig als sociaal, economisch, cultureel en
milieu-hygiënisch gebied, gericht op behoud, herstel, verbetering,
herindeling of sanering van bebouwde gedeelten van het gemeentelijk
grondgebied". Een zeer ruime omschrijving derhalve, die het gemeente
bestuur de vrijheid geeft de toegekende middelen nagenoeg naar eigen
goeddunken te besteden. Beperkingen die de Wet geeft zijn:
a. de gelden mogen niet aangewend worden ter dekking van rente en
aflossing terzake van stadsvernieuwing (artikel 40 lid 1);
b. het stadsvernieuwingsfonds mag in principe slechts maximaal vier
jaarbedragen bevatten (artikel 39 lid 7). Dat wil zeggen: sparen
mag wel, maar in beperkte mate.
Opgemerkt wordt, dat een aantal voor de stadsvernieuwing relevante
zaken buiten het stadsvernieuwingsfonds valt. Genoemd kunnen o.m.
worden: verhuis- en herinrichtingskosten, verbetering van huurwoningen,
gesubsidieerde nieuwbouw in vernieuwingsgebieden en individuele
huursubsidie. In verband met de nodig geachte eenheid van het huur-
en subsidiebeleid wordt de verantwoordelijkheid daarvoor op rijks
niveau gehandhaafd.