bijl.nr. 97 2 b. naar onze mening hebben de interne problemen waarmee zowel het voormalige als het thans zittende bestuur van de woningbouwvereniging gedurende langere tijd te kampen hebben gehad (doch waarop wij in het kader van dit voor stel niet behoeven in te gaan) een eerdere totstandko ming van een minnelijke regeling bemoeilijkt. Het bleek echter mogelijk met name in de tweede helft van 1984 het overleg te intensiveren en uiteindelijk tot overeenstemming te komen. c. een aparte rol in het gevoerde overleg hebben de afspra ken gespeeld, die door Wilma B.V. en de woningbouwver eniging in de periode 20 - 29 september 1983 zijn ge maakt en op 11 oktober daaraanvolgend ter kennis van de gemeente zijn gebracht In de eerdergenoemde tussen tijdse mededeling aan Uw Raad hebben wij in bijlage b. reeds onze mening gegeven omtrent de naar onze mening niet gewenste relaties tussen bouwbedrijven enerzijds en woningbouwverenigingen anderzijds die uit dergelijke afspraken kunnen voortvloeien: wij kunnen ons in het hierna volgende beperken tot de feitelijke betekenis van die afspraken in het geheel van het minnelijk overleg en het bereikte principe-accoord. d. bij meerdere gelegenheden hebben wij getracht de staats secretaris van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer te betrekken bij het vinden van een voor de betrokken partijen aanvaardbare regeling. Onze pogingen waren gebaseerd zowel op de ons door bestuursleden van de woningbouwvereniging gedane mededeling, dat een even tueel te bereiken minnelijke regeling de -voorafgaande- goedkeuring van het betrokken ministerie zou behoeven als op onze overtuiging, dat los van overwegingen en be zwaren van formele aard (waarvan wij ons bewust waren) het belang van een woningcorporatie en daarmee van de volkshuisvesting voldoende 'aanleiding zouden zijn tot een meer actieve en positieve opstelling. Eerst in een zeer laat stadium en op sterke aandrang van de gemeente heeft een gesprek tussen de betrokken partijen en de staatssecretaris kunnen plaatsvinden. 3. Het overleg tussen gemeente en woningbouwvereniging heeft zich in beginsel op drie aspecten gericht: a. de omvang van het schadebedrag in totaliteit; b. de omvang van de schadebeperkende maatregelen; c. de toerekening van a. en b. naar betrokken partijen (de verdeling van de schade). 4. In de meergenoemde mededeling aan Uw Raad hebben wij de to tale schade berekend op een bedrag van f. 6.062.000 (dit in clusief rente tot ultimo 1983). Wij hebben ons daarbij geba seerd op van de accountant van de vereniging afkomstige

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 531