blad nr.
19
D. Conclusies en aanbevelingen
De elementen om te komen tot een meerjarenprogramma stadsvernieuwing voor
de periode 1985-1989 zijn in paragraaf D opgesomd.
De aktiviteiten zijn onderverdeeld in 5 categorieën.
De categorieën I t/m IV kunnen worden aangeduid als verplichtingen of
vloeien voort uit het vervallen van rijkssubsidies (voortzetting beleid).
Categorie V kan worden aangemerkt als "nieuwe zaken", omdat er nog geen
besluitvorming over heeft plaatsgevonden en een deel van de daar opgesomde
aktiviteiten ook niet rechtstreeks voortvloeit uit huidig beleid.
Op bijlage 2 is een samenvattend overzicht gegeven van alle stadsver-
nieuwingsaktiviteiten (onderverdeeld naar de verschillende categorieën),
zoals die in de komende 5 jaren te verwachten zijn. Er bestaan evenwel nog
enkele onzekerheden met betrekking tot de financiering van de verschillende
opgesomde aktiviteiten.
Dit is niet alleen het geval met het totaal voor Breda beschikbare bedrag.
Ook zijn er onduidelijkheden over de vraag, of de subsidiëring van res
tauraties van woonhuismonumenten en de verbetering van door de eigenaar
bewoonde en deels verhuurde panden via het stadsvernieuwingsfonds zal gaan
plaatsvinden.
Tevens wordt erop gewezen, dat de in bijlage 2 genoemde aktiviteiten geen
limitatieve opsomming zijn. Het begrip "stadsvernieuwing", zoals dat in de
Wet op de stads- en dorpsvernieuwing wordt omschreven, biedt ruime mogelijk
heden om aktiviteiten ten laste van het fonds stadsvernieuwing te brengen.
Vooralsnog is - gezien de huidige prioriteiten - afgezien van b.v. het
opnemen van buurten als Belcrum en Geeren-Noord in het investeringsschema.
Voor 1985 is er een directe relatie met de begroting 1985; de jaren 1986
t/m 1989 kunnen worden beschouwd als programma, waarover jaarlijks beslis
singen genomen worden.
Bij de vaststelling van het meerjarenprogramma dient rekening gehouden te
worden met:
de in §B geformuleerde randvoorwaarden en met name het programakkoord
de aangegane verplichtingen en de voortzetting van het huidige
beleid;
- de middelen die minimaal beschikbaar moeten worden gesteld.
Minimaal zullen de middelen, die als doeluitkering in het fonds stadsver
nieuwing worden gestort, voor de stadsvernieuwingsaktiviteiten moeten
worden ingezet, dat wil zeggen een bedrag van AO.500.000,voor de
periode 1985-1989.
Wanneer men alleen de aktiviteiten, opgenomen in de categorieën I t/m IV
(bestaand fonds stadsvernieuwing, budget openbare werken, niet te decla
reren beschikkingen en opvang vervallen subsidies) in het programma zou
opnemen, is een bedrag van A5.522.000,nodig. Dat betekent, dat geen
nieuwe zaken, zoals vermeld onder categorie V, kunnen worden gestart.
In dit kader dient er op gewezen te worden, dat de categorieën I t/m IV
enerzijds en categorie V anderzijds op bepaalde onderdelen direct met
elkaar samenhangen.