blad nr.
20
Gewezen mag worden b.v. op de relatie opbouwwerk (Vf) met de buurtaanpak
(I) de afronding Spoorbuurt (Vh) met sanering milieuhinderlijk bedrijf
(IVd). Ook zijn er in categorie V aktiviteiten opgenomen, die een vervolg
zijn op in gang zijnde aktiviteiten. Genoemd dienen te worden Zandberg-
West (2e fase) en Spoorbuurt (afronding). Het (voorlopig) schrappen of
verder opschuiven van deze aktiviteiten betekent, dat in de verdere
toekomst voor de tweede maal een buurtaanpak moet worden opgestart,
terwijl er nu een bewonersorganisatie is. Een en ander zal dan extra
kosten met zich brengen.
In categorie IV (opvang vervallen subsidies) is voorts enige vrijheid met
betrekking tot de financiering van de aktiviteiten, waarvan de subsi
diëring opgevangen dient te worden, nu de rijksoverheid de daarvoor
bestemde middelen heeft gedecentraliseerd. Het gemeentebestuur heeft de
vrijheid de doeluitkering te besteden naar eigen goeddunken, als het maar
stadsvernieuwingsaktiviteiten betreft.
De keerzijde van de medaille is, dat het hier gaat om de voortzetting van
een in gang gezet beleid. Het lijkt dan ook minder juist om deze aktivi
teiten te beperken.
In de werkgroep zijn diverse bezuinigingsvoorstellen besproken maar vooral
is gesproken over de methodiek daarvan.
De inhoudelijke discussie over het programma zelf is (helaas) niet van de
grond gekomen.
Enige kanttekeningen bij het thans voorliggende totale programma ten
aanzien van de stadsvernieuwing en de betekenis voor Breda zijn daarom
gewenst.
Bij een vergaande bezuiniging ten opzichte van het voorgestelde programma
gaat zoals reeds gemeld een aantal onevenwichtigheden optreden. Aanpassing
van het programma om geld te vinden ten behoeve van de Bredase begroting
dient dan ook zorgvuldig te gebeuren.
Het schrappen van alle nieuwe aktiviteiten (categorie V) is dan ook
programmatisch onaanvaardbaar. De stadsvernieuwing loopt dan op een aantal
punten vast.
Het aanduiden van de samenhang dient zorgvuldig te geschieden. Daarvoor
ontbrak evenwel de tijd èn de daarvoor benodigde informatie.
Over eventuele onderbesteding van de beschikbare middelen wordt het
volgende opgemerkt.
De ervaring leert dat bij het uitvoeren van (meerjaren)programma's onder
besteding plaatsvindt. Het investeringsplan van de dienst openbare werken
laat dat telkenmale zien. Een en ander treedt ook op bij de personeels
budgetten van de diensten.
Dit zal ook het geval zijn bij het stadsvernieuwingsprogramma.
De oorzaak daarvan is i.e. met name gelegen in de omstandigheid, dat dit
programma betrekking heeft op bestaand stedelijk gebied, waar belang
hebbenden op de concrete invulling van het programma een belangrijke
invloed moeten en kunnen hebben.