bi j1nr128
klinkers en andere dergelijke voorwerpen in de aanslag om daar
mee ten opzichte van die bezoekers uiting te kunnen geven aan
agressieve gevoelens.
Ook bij andersoortige onregelmatigheden doen zich dergelijke
verschijnselen wel voor en niet zelden worden de daarbij dienst
doende politiefunctionarissen daarmee direct geconfronteerd.
Tijdens een plaatsgevonden overleg hierover met justitiële ver
tegenwoordigers (driehoeksoverleg) werd gewezen op een in de
gemeente Amsterdam geldende Algemene politieverordening voor
komende bepaling, die het de politie mogelijk maakt om in dit
soort situaties eerder tot optreding ter handhaving van de open
bare orde over te gaan. Het gaat hierbij om artikel 53 uit die
verordening waarvan de tekst is bijgevoegd*. Deze bepaling is
in genoemde verordening opgenomen bij een in 1983 in die ge
meente vastgestelde totale herziening van die verordening en
heeft sedertdien reeds tot enkele veroordelingen op grond hier
van geleid.
De in dit verband van toepassing te achten bepalingen in de
Bredase Algemene politieverordening, zoals de artikelen 3^, 35,
36, 50, 51 en 52 vertonen in het algemeen voor deze situaties
de tekortkoming dat op grond daarvan eerst tot aanhouding kan
worden overgegaan, wanneer daadwerkelijk tot het plegen van de
in de delictsomschrijving genoemde activiteit is overgegaan.
Wanneer iemand wordt aangetroffen met een voorwerp, waarvan,
gelet op de waargenomen omstandigheden en/of gedragingen, rede
lijkerwijze aangenomen mag worden, dat de betrokkene dit voor
werp heeft meegenomen ten einde kennelijk op enigerlei wijze de
openbare orde te verstoren, dan wel daarmee schade aan anderen
toe te brengen, dan mag worden verwacht dat tegen deze betrok
kene wordt opgetreden. Betreffende bepaling uit de Amsterdamse
verordening voorziet in de mogelijkheid hiertoe.
Wij hebben dan ook de strekking van genoemd artikel 53 uit de
Algemene politieverordening van Amsterdam overgebracht naar en
ingepast in artikel 53 uit de in Breda geldende Algemene
politieverordening. Die herziene bepaling leggen wij hiermee
aan U ter vaststelling voor.
Hierbij tekenen wij nog het volgende aan. Het verbod om te vech
ten is niet in de herziene tekst van artikel 53 meegenomen,
omdat dit reeds is vervat in artikel 36, eerste lid, onder b,
van de Algemene politieverordening. Bovendien is de tekst van
het herziene artikel 53 aangepast in verband met het in werking
zijn van de Wet tot wering van ongewenste handwapenen en het
krachtens die wet vastgestelde Besluit ongewenste handwapenen.
Er zijn voorts enkele tekstuele wijzigingen en aanvullingen
(o.a. het eerste lid, sub d.) doorgevoerd.
Wij hebben ons in dit verband nadrukkelijk gerealiseerd, dat
door het in werking treden van de herziene bepaling de politie
nogal vergaande mogelijkheden verkrijgt om op te treden. Niette
min achten wij het verantwoord om aan U voor te stellen tot het
- 2 -