SOS
gemeente Breda
dienst van
openbare werken
behoort
bij bijlage nr. 157 B
Normering groepstoewijzing
1. Inleiding
Gezien het toegenomen belang van groepswonen, zowel naar het gaat om
(ver)nieuwbouw (centraal wonen, Bastion) als waar het gaat om woningen in
de bestaande woningvoorraad, dienen normen voor de toewijzing van dergelijke
woningen te worden ontwikkeld. Deze noodzaak werd ook gesignaleerd in de
Evaluatie Woonruimteverdelingssystematiek 1985 en eerder, te weten op 20
november 1984, was een en ander voor de wethouder wonen aanleiding om de
Stichting Woonruimteverdeling Breda (S.W.B.) te vragen hiervoor een advies
te ontwikkelen.
Op 15 januari 1985 is dit advies afgekomen (bijlage 1) en mede op grond van
dit advies wordt in deze notitie een voorstel gedaan voor de procedures en
normering ten aanzien van groepstoewijzing. Zoals inmiddels als bekend mag
worden verondersteld, dienen criteria aan de hand waarvan de woonruimte
wordt verdeeld, door de gemeenteraad te worden vastgesteld. Door de her
invoering van de Woonruimtewet 1947 is deze gemeentelijke verantwoordelijk
heid in feite publiekrechtelijk bevestigd.
In hetgeen hierna volgt wordt achtereenvolgens ingegaan op de inschrij
ving (2.) en de normstelling bij groepstoewijzing (3.), hoe te handelen bij
het toewijzen van opengevallen plaatsen in een groepswoning (4. Mutaties)
en enkele bijzonderheden verband houdend met de Woonruimtewet (5.).
De concrete voorstellen zijn tot slot nog kort in hun essentie samengevat
in bijlage 2.
Het groepswonen is als verschijnsel uiteraard niet beperkt tot de gemeente
Breda. Voor het ontwikkelen van een normering voor de toewijzing kan en is
daarom ook gebruik gemaakt van enkele in dat verband relevante publikaties,
te weten:
1. Wonen in groepsverband, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer, juni 1982;
2. Gemeentelijke Woonruimteverordening, Vereniging van Nederlandse
Gemeenten, 1984.
In de eerste, meer beleidsmatige, publikatie wordt gesteld dat groepswonen
als woonvorm moet worden gelijkgesteld met andere mogelijke woonvormen en
wordt een aantal suggesties voor normering gedaan.
In de tweede publikatie wordt deze gedachte specifiek instrumenteel uit
gewerkt voor wat betreft Woonruimtewet en Woonruimteverordening.
In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de normering voor groepstoe-
wijzing zoveel mogelijk dient aan te sluiten op de reeds bestaande norme
ring voor andere huishoudens. Het zou niet juist zijn wanneer men, enkel en
alleen omdat men de voorkeur geeft aan wonen in een bepaald verband, als
gevolg daarvan in aanmerking komt voor bijvoorbeeld relatief grotere of
relatief kleinere woonruimte. Afwijkingen van de bestaande normering
derhalve alleen wanneer de specifieke woonvorm daartoe noodzaakt.