blad nr.
Het onderscheid 1 of 2 kamers heeft dezelfde basis als bij de individuele
huishoudens (25 jaar-grens).
De normgrootte van de groep kan nu eenvoudigweg worden herleid door de
individuele aanspraken van de subhuishoudens op te tellen en te vermeer
deren met 1. Aangetekend hierbij moet nog worden dat het gaat om een
maximum-norm; neemt men genoegen met minder kamers dan kan dat.
Naast de normering ten aanzien van het aantal kamers stellen wij voor om
ten aanzien van het type woning waar het gaat om eengezinswoningen, de
normering zoals deze op het ogenblik wordt gehanteerd door de S.W.B., over
te nemen.
Concreet betekent dit dat wanneer de gemiddelde leeftijd van het groeps-
huishouden 25 jaar of meer bedraagt, men aanspraak kan maken op een eenge
zinswoning; ligt de gemiddelde leeftijd lager dan is dit niet het geval.
3.2. Inkomen - huur
Aansluiting op bestaande normering kan hier worden gerealiseerd door een
berekening van het gemiddelde inkomen en de gemiddelde huurprijs.
Enkele relatief hoge inkomens kunnen op die manier dan ook gecompenseerd
worden door andere relatief lage inkomens. Met deze constructie zou enige
ervaring opgedaan kunnen worden alvorens een beroep te doen op uitzonde
ringsregels in dit verband.
3.3. Urgentie
Het S.W.B.-voorstel lijkt hierbij een goede mogelijkheid: per subhuishouden
de urgentie bepalen en het groepshuishouden krijgt qua urgentie de gemid
delde urgentie van alle subhuishoudens.
4. Mutaties
In hoeverre is het mogelijk en wenselijk dat bij het opvullen van open
gevallen plaats in de woongroep eisen gesteld worden aan nieuwe bewoners.
Het wezen van het karakter van het wonen in een groep is hierbij in het
geding. Zoals de publikatie van het Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer stelt dient de opvulling van open
gevallen plaatsen mede door de groep zelf te worden geregeld, wat in ieder
geval inhoudt dat de groep zelf kandidaten voordraagt.
Daarnaast is in dit verband van belang, dat bijvoorbeeld bij gemeentewonin
gen een huurcontract wordt gebruikt, waarbij de overige huurders hoofdelijk
aansprakelijk zijn voor de totale huur. Met andere woorden door als toe
wijzende instantie stringente eisen te stellen bij mutaties, verhoogt men
de kans op leegstand waarvoor vervolgens de bewoners aansprakelijk worden
gesteld.
Een reden temeer om hier een terughoudende bemoeizucht aan de dag te
leggen.