- 2 -
Het CIMK geeft op blz. 11 aan, dat de geconstateerde verschillen in het
druktebeeld in de jaren 1979, 1981 en 1983 veroorzaakt zou kunnen zijn
door wijziging van de functionele structuur van het winkelapparaat, weers
omstandigheden of bepaalde acties in de binnenstad. Een goed onderzoek zal
echter rekening houden met (of tenminste vermelding doen van) dit soort
invloeden op onderzoekgegevensAangezien dat niet gebeurd is kan het CIMK
er gevoeglijk van uitgaan, dat het om "volstrekt toevallige verschillen
gaat", hetgeen ook door hen als een mogelijke kans wordt aangemerkt.
Het CIMK poogt op blz. 11 en 12 aan te geven, dat bezoekomvang en
druktebeeld geen directe relatie behoeven te hebben, door middel van het
berekenen van een zogenaamde piekfactor. Het CIMK stelt, dat deze piek-
factor alleen af zou nemen naar de waarde 1 bij toenemende verblijfsduur.
Dit is echter onjuist. Er zijn meer mogelijkheden. Eén daarvan is, dat
bij afnemende verblijfsduur de spreiding over de dag van de bezoekdrukte
gelijkmatiger verdeeld is. Dit wordt in feite in het gemeentelijk onder
zoek ook geconstateerd, waaraan logischer wijze de conclusie wordt
verbonden, dat de bezoekomvang toegenomen is. Het CIMK wil kennelijk op
voorhand niet ingaan op deze conclusie.
Vervolgens gaat het CIMK-rapport uitvoerig in op ramingen en bereke
ningen van het absolute aantal bezoekers van het kernwinkelapparaat
(blz. 11 t/m 13).
Wat de ramingen betreft het volgende:
Ten eerste constateert het CIMK uit eigen onderzoek en uit onderzoek van
derden, dat het aantal bezoekers per m2 v.v.o. winkelvloer in binnen
steden kan variëren van 3 tot 5. Het CIMK gaat voor het gemak uit van de
factor 3, maar waarom niet van het gemiddelde, dat wil zeggen een factor
4, uitgegaan De schatting zou dan uit zijn gekomen op 55.000 bezoekers.
Ook wordt een raming weergegeven, die uitgaat van het gemiddeld aantal
gepasseerde telposten en de daarmee samenhangende loopafstand. Het CIMK
hanteert een eigen schatting van 16 posten en een loopafstand van
2.000 m. In het gemeentelijk onderzoek wordt echter geconstateerd, dat
er gemiddeld ca. 5 posten door de bezoekers worden gepasseerd, zodat de
gemiddelde loopafstand ca. 625 m bedraagt.
Indien van deze juiste cijfers zou zijn uitgegaan zou de raming zijn
uitgekomen op 51.000 bezoekers.
Het is overigens zeer merkwaardig, dat het CIMK het aantal van 5 posten
en de loopafstand van 625 m wel hanteert op blz. 24, waar het hen kenne
lijk beter uitkomt bij het bepalen van de ruimtelijke verdeling van de
parkeerlokaties
Tenslotte geeft het CIMK ook een methode weer, waarmee het aantal
bezoekers kan worden berekend. Naar onze mening is deze methode in grote
lijnen juist, de gehanteerde cijfers echter niet.
Het CIMK had overigens de beschikking over deze cijfers.
De methode van berekenen zou moeten zijn:
a x 100/b x 100/c x 100/d x e aantal bezoekers, waarin
a het aandeel auto's uit het (deel)onderzoek op de betreffende
parkeerlokaties
b het percentage geënquêteerden, dat op die lokaties geparkeerd stond,
c het percentage geënquêteerden, dat met de auto is gekomen,
d de afwijking van de gemiddelde verblijfsduur 100) van de auto
mobilist-bezoeker,
e de gemiddelde groepsomvang van de automobilist-bezoeker.