- 9 -
Bovenvermelde opmerkingen van het CIMK doen vermoeden, dat het CIMK erg
onzorgvuldig te werk is gegaan en dat niet alleen methodisch een aantal
tekortkomingen kunnen worden geconstateerd, maar ook dat zij bij de
hantering van het beschikbare materiaal duidelijk te kort schiet.
Dit wordt nog eens duidelijk geïllustreerd door de wijze waarop het CIMK
het begrip subjectieve bereikbaarheid interpreteerd (pagina 30/31). Het
"passantenonderzoek 1981" geeft aan dat van de automobilisten 25% de
parkeersituatie als slecht beoordeeld en de rest de situatie als matig
tot zeer goed. Van de niet-automobilisten beoordeeld 65% de parkeer
situatie matig tot zeer goed. Dat nu het CIMK op basis van dat onderzoek
tot de conclusie komt dat ruim de helft van de automobilisten en 65% van
de niet-automobilisten de parkeersituatie als onvoldoende kwalificeert
roept wederom vraagtekens op.
Ten aanzien van de getrokken conclusies van het CIMK kan puntsgewijs het
volgende worden gesteld:
Een belangrijk deel van het basismateriaal zou onjuist zijn. Het
betreft 2 tabellen die op geen enkele manier bij de behoeftebepaling
betrokken zijn.
- Van gemeentezijde is nooit uitgegaan van een piekbehoefte van 5.366
auto's en beschouwingen die gebaseerd zijn op deze behoefte,
daarmee suggererend dat dit van gemeentezijde gedaan is, zijn
zinloos
- Het is onduidelijk wat het CIMK bedoeld met het ontbreken van meet
gegeven naar lokatie en tijd. Het beschikbare materiaal geeft
hierin voldoende en betrouwbare informatie, welke overigens door
het CIMK vaak op een onjuiste wijze worden geïnterpreteerd.
- De geconstateerde tekorten aan parkeervoorzieningen in de binnenstad
van Breda wordt door het CIMK niet alleen op een onjuiste wijze
bepaald, zij gaat daarbij zelfs volledig voorbij aan de gemeente
lijke voorstellen tot uitbreiding.
- De door het CIMK geconstateerde parkeerbehoefte verdeeld naar
verschillende kwadranten van de stad lijkt niet alleen discutabel,
de conclusies die daaraan verbonden worden, zeker voor wat betreft
het onbetaald parkeren, duiden op een eenzijdige benadering van het
totale parkeergebeuren in de stad.
- De conclusie dat de gemeentelijke voorstellen voor capaciteitsuit
breiding ineffectief zijn wekt verwondering. Zelfs als wordt
uitgegaan van de door het CIMK wel zeer arbitrair vastgestelde
situeringsgebieden dan nog ligt circa 85% van de uitbreidingen in
die gebieden. In het voorgaande is reeds aangegeven dat deze
gebieden wel zeer beperkt zijn vastgesteld.
Het CIMK suggereert dat zij bij de vaststelling van de gewenste
parkeerverdeling rekening heeft gehouden met de loopafstand van de
autobezoeker naar zijn bestemming terwijl in het voorgaande juist
aangegeven is, dat dit niet het geval is.
Bovendien geven zij aan dat bij het vaststellen van deze gewenste
parkeerverdeling aangesloten wordt bij het functioneren van het
huidige kernwinkelapparaatDit laatste nu wordt als groot bezwaar
ervaren, omdat uitbreiding van de parkeervoorzieningen (en dus de
gewenste verdeling daarvan) nu juist de geconstateerde onevenwichtig
heid in de parkeersituatie wil herstellen en niet versterken.