-3-
De toenemende prijsstijgingen in het openbaar vervoer zijn desastreus.
Het openbaar vervoersgebruik neemt dan ook sterk af (de B.B.A. consta
teerde in Breda in 1983 een daling van circa 8%). Inspanningen uit het
verleden om het openbaar vervoer te bevorderen worden op deze manier
grotendeels teniet gedaan. Voor een aantal bevolkingscategorieën betekent
een en ander minder vervoer, voor andere categorieën ander vervoer.
Zodra dit laatste betekent autovervoer zal de verkeersdruk op het wegen
net toenemen, met alle nadelige gevolgen van dien.
Aandacht voor het voorzieningenniveau op regionaal (en stedelijk) niveau
is dringend gewenst.
De bedrijvigheid, in welke vorm dan ook (industrieterreinen, kantoor
locaties, winkelcentra e.d.) krijgt een steeds belangrijker positie.
In het voorwaardenscheppend beleid spelen bereikbaarheid en parkeren
een belangrijke rol. In recessieve tijden wordt aan de overheid gevraagd
(meer dan voorheen) aandacht (en geld) te besteden aan projecten die
direct samenhangen met de werkgelegenheid. Directe en goede verbindingen,
voor de belangrijkste vervoerswijzen, naar de centra van bedrijvigheid
zijn dringend gewenst.
Tot slot moet er op worden gewezen dat het om allerlei overwegingen
(economische, maatschappelijke, ruimtelijke en verkeerskundige) wenselijk
is het beleid te richten op een geringere mobiliteitsbehoefte, zeker
voor wat betreft de automobiliteit. Dit kan bereikt worden door ener
zijds de, in het verleden te ver doorgevoerde, functiescheiding (wonen,
werken, welzijn) te beperken, anderzijds door een verbetering van alter
natieve vervoerswijze (openbaar vervoer, fiets).
Bij dit laatste moet voorkomen worden dat een mobiliteitsongelijkheid
ontstaat tussen verschillende bevolkingscategorieën en daardoor de
bereikbaarheid van voorzieningen e.d. voor grote groepen van de bevolking
drastisch vermindert. Hoewel het beleid gericht moet zijn op een struc
turele vermindering van de mobiliteitsbehoefte, moet echter op korte
en middellange termijn rekening worden gehouden met de huidige omvang
van die behoefte.
Bovenstaande items hebben voornamelijk betrekking op de korte en middel
lange termijn (streekplantermijn)Nu reeds moet echter aandacht worden
geschonken aan structuurwijzigingen die de mobiliteitsbehoefte beperken.
3. Concrete aandachtspunten in streekplan
- Ontsluiting autoverkeer
De hoofdwegenstructuur in Breda is grotendeels gecompleteerd.
Daarin zit een directe aansluiting naar de randgemeenten.
Toch is een aantal zaken direct van belang:
Realisatie van de westtangent voor afwikkeling van het verkeer in
westelijk Breda.
- Ombouw zuidelijke rondweg, waarbij deze weg een meer stedelijk
karakter dient te krijgen.
De ombouw van rijksweg 256 tot autosnelweg en de aansluiting van
deze weg op rijksweg 16.
Doortrekking van de Maasroute naar rijksweg 16 (dit blijft hoge
prioriteiten houden)