aan de raad der gemeente Breda 0V/8ó06402 14-5-1986 Voorstel van burgemeester en wethouders tot afwijzing van het verzoek van J.J. Jespers om schadevergoeding op grond van artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke ordening. 1Inleiding De heer J.J. Jespers, Bavelselaan 68, heeft een verzoek om schadever goeding ingediend op grond van artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke ordening In dat artikel is aangegeven, dat onder bepaalde voorwaarden een schade vergoeding kan worden toegekend indien en voor zover blijkt, dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden. De ter zake te volgende procedure is neergelegd in uw verordening van 11 mei 1966. In uw vergadering van 17 april 1985 heeft uw raad besloten verzoeken in zijn verzoekschrift om schadevergoeding ontvankelijk te verklaren en derhalve zijn verzoek voor te leggen aan de eerder door uw raad ingestelde externe schadebeoordelingscommissie Deze commissie heeft inmiddels haar advies uitgebracht, zodat thans een inhoudelijke beslissing op het verzoekschrift kan worden genomen. 2Inhoud bezwaarschrift Verzoeker exploiteert aan het adres Bavelselaan 68 een garage annex carros- seriebedrijfHij stelt, dat hij schade lijdt ten gevolge van de huidige bestemming voor zijn perceel (gewijzigd in 1974) en de daarmee samenhangende beperking van de bebouwingsmogelijkheden, waardoor niet alleen de waarde van zijn bedrijf maar ook van het perceel, waarop het bedrijf wordt uit geoefend, is gedaald. Tevens wordt gesteld, dat bedrijfsschade wordt geleden nu hij zijn bedrijf niet kan exploiteren op een wijze, die hij nodig en gewenst acht. Verzoeker heeft zijn verzoek niet cijfermatig onderbouwd. 3. Advies schadebeoordelingscommissie De heer J. Jespers heeft het perpeel Bavelselaan 68 in 1971 gekocht. De vorige eigenaar exploiteerde op het perceel een relatief kleine houtzagerij. Op 11 maart 1983 heeft belanghebbende een bouwvergunning voor de uitbreiding van de werkplaats gekregen, waarvan hij echter geen gebruik heeft gemaakt omdat de toegestane uitbreiding te gering is om rendabel te zijn. Uw raad heeft op 5 februari 1976 het ter plaatse geldend bestemmingsplan gewijzigd, waardoor de bebouwingsmogelijkheid op het perceel in de kleine ambachtelijke bedrijvensfeer met 70% is verminderd. De commissie is van oordeel, dat er door deze verminderde bebouwingscapaci teit het vereiste oorzakelijk verband tussen de gestelde schade en de bepalingen van het gewijzigde bestemmingsplan aanwezig is. De vraag echter of er mogelijkerwijze schade is geleden welke voor ver goeding ex artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke ordening in aanmerking komt, beantwoordt de commissie ontkennend.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 1061