bijl. nr. 216 appellant aantoont dat het beroep is ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden. Noch uit het beroep schrift, noch tijdens de hoorzitting is gebleken, van omstandig heden die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. Ten overvloede wijzen wij erop, dat zelfs in het geval de stich ting in haar beroep ontvankelijk zou worden verklaard, de bezwa ren naar verwachting als ongegrond zouden moeten worden aange merkt. Ingevolge artikel 2 van de verordening wordt door ons college slechts subsidie verleend, indien en voor zover de acti viteiten door de raad als subsidiabel zijn aangemerkt in het programma. Uw raad heeft in de vergadering van 19 december 1985 door vaststelling van de begrotingen en de doelstellingennota het programma emancipatiewerk 1986 impliciet vastgesteld. In de begroting bestuursdienst 1986 is ten behoeve van de subsi die van de stichting geraamd f 3.950,--. Gelet op een en ander konden wij bij ons besluit van 28 januari 1986 het voorlopig subsidiebedrag dan ook niet hoger vaststel len dan op f 3.950,--. Wij waren gehouden het verschil tussen het gevraagde bedrag en f 3-950,-- niet toe te kennen. Samenvattend adviseren wij Uw raad de stichting in haar beroep niet-ontvankelijk te verklaren conform bijgevoegd concept besluit De commissie Sociale Zaken en MDSO kan zich met het voorstel verenigen Burgemeester en wethouders van Breda, F.M. Feij burgemeester. H.S. van Asperen secretaris. Ligt ter visie. - 2 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 1277