- 5 bijl. nr. 263 Wij achten het daarom gewenst, dat thans een besluit wordt genomen omtrent het voortbestaan van de StAR. Uit het bovenstaande is u duidelijk geworden, dat wij opteren voor het opheffen van de StAR, zonder dit overigens te doen in een verwijtbare sfeer of vanuit een onvrede met het gehele StAR-gebeuren. Integendeel wij zijn en blijven de StAR erkentelijk voor de inzet, welke hij in zijn 14-jarig bestaan voor het algemeen belang heeft getoond. Wij menen, dat het verschijnsel StAR voor een belangrijk gedeelte histo risch gebonden is geweest en dat het moment nu daar is om daarvan afscheid te nemen. De StAR wil wel doorgaan en kan daarom onze zienswijze niet delen. De StAR wil wel gaarne een definitieve uitspraak van uw raad zodat een einde komt aan de onzekerheid in verband met de gehouden evaluatie. Het revitaliseren van de werkwijze en het andermaal opnieuw intekenen van het activiteitenveld van de StAR voor een komende periode achten wij geen haalbare zaak. Wij vinden dat het risico van het mislukken c.q. van het niet kunnen voldoen aan de verwachtingen niet dient te worden genomen. Wij stellen u derhalve voor de StAR met ingang van 1 oktober 1986 op te heffen. De commissie ruimtelijke ordening en grondbedrijf kan zich met dit voorstel verenigen Burgemeester en wethouders van Breda, F.M. Feij burgemeester H.S. van Asperen secretaris ligt ter inzage bijlage bij voorstel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 1454