- 3 - bijl. nr. 306 Ad 2. Appellanten maken bezwaar tegen de volgende onderdelen van het bestemmings plan - de bestemming woondoeleinden Wo ten aanzien van de terreinen aan het Laagbos; - - de hoogte van de bestemming woondoeleinden Wo; - de afstand van de bestemming woondoeleinden Wo ten opzichte van de bestaande woningbouw; de situering in of ten hoogste 5 meter achter de aangegeven bebouwings- grens ten aanzien van bestemming woondoeleinden Wo; De redenen van de bezwaren van appellanten zijn: - aantasting privacy door de te geringe afstand van de bestaande woning bouw ten opzichte van de geplande nieuwbouw (10-12 meter); - minder zonlicht in de bestaande woningbouw door de hoogte van de geplande nieuwbouw; - afname van het aanwezige groen in de wijk waar het stenen karakter al voldoende de overhand heeft. Het komt appellanten onbegrijpelijk voor dat in het ontwerpplan meergezins woningen zijn gepland van een dergelijke hoogte en op een dergelijke afstand van de bestaande bebouwing. Appellanten betreuren het dat de in het verleden in vele gesprekken met hen en de in de vergaderingen met betrokken bewoners aangedragen alternatieven blijkbaar alle verdwenen zijn. Na een "afkoelingsperiode" van 8-9 jaar worden de oude plannen weer tevoorschijn gehaald. Ad 3. Appellant heeft bezwaren tegen de bebouwingsmogelijkheden voor de nog onbe bouwde locaties in de als eerste gerealiseerde buurt van de Haagse Beemden. De bebouwingsvoorschriften voor de woonlocaties bieden geen zekerheid dat de architectonische waarde van deze woonbuurt behouden blijft, immers richt lijnen voor minimum en maximum goothoogte, maximale dakhelling, dakvorm, richting nok en maximale bebouwingshoogte ontbreken. Tevens ontbreekt een maatvoering voor de bebouwingsstrook. Volgens appellant ontstaat daardoor het risico dat op de nog open plaatsen een met de bestaande bebouwing architectonisch disharmoniërende bebouwing kan worden gerealiseerd. Appellant stelt als verlangde wijziging voor: voor elke locatie aangifte van de bebouwingsstrook, met maatvoering van de diepte van die strook; voor elke locatie aangifte van minimale en maximale goothoogte, welke beter gerelateerd is aan die van de bestaande bebouwing. Tevens dient een maximale bouwhoogte te worden aangegeven, alsook dakvorm (platdak, zadeldak) - maximale dakhelling (45°) - richting nok. Appellant heeft bezwaar tegen het niet meetellen van een onderbouw als bouwlaag. Appellant stelt als wijziging voor dat ook een onderbouw als bouwlaag wordt meegerekend Appellant stelt dat de hoogte van gebouwen (artikel 2, lid 2 sub a) dient te worden bepaald in de voorgevelbouwgrensDaar waar in eenzelfde voorgevel- bouwgrens aanzienlijke verschillen optreden in het maaiveldpeil dient het laagste maaiveldpeil als maatstaf te worden aangehouden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 1623