- 8 - bijl. nr. 306 Met betrekking tot de opmerking over parkeren kan worden gesteld, dat na toetsing van het plan en rekening houdend met de bestaande bebouwing, blijkt dat ruimschoots wordt voldaan aan de gebruikelijke ook in dit plan gestelde norm van gemiddeld 1,3 parkeerplaats per woning bij een maximale loopafstand tussen parkeerplaats en woning van ongeveer 75 m. Bij deze parkeernorm is rekening gehouden met uitoefening van aan huis gebonden beroepen. Met betrekking tot de opmerking van appellant betreffende zendmasten voor amateurzenders(ontvangers) merken wij op, dat de gewijzigde Wet op de ruimtelijke ordening die per 1 juli 1986 in werking is getreden hiertoe vrijstellingsmogelijkheden biedt Met betrekking tot het door appellant in zijn bezwaarschrift gestelde betreffende het bepaalde in artikel 16, lid 3 sub b en sub c delen wij u mede, dat de procedurevoorschriften in overeenstemming zijn met constante jurisprudentie en provinciale normen. Ook de gewijzigde Wet op de ruimte lijke ordening gaat bij vrijstellingsprocedures (artikel 19a) uit van een tervisieleggingsperiode van 14 dagen. Met betrekking tot het door appellant in zijn bezwaarschrift onder punt 4 en 6 vermelde wordt onzerzijds opgemerkt, dat dit juist is en dat hiervoor dient te worden gelezen: respectievelijk artikel 4, II lid 6 sub a: "Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5 als enz." en artikel 6, II lid 6 sub a: "Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5 als enz". Bovendien dient een correctie te worden aangebracht van dezelfde strekking in de artikelen 5 en 7 van de voorschriften. Hier dient respectievelijk te worden gelezen: "artikel 5, II lid 6 sub a: "lid 6 dient te zijn lid 5" en in artikel 7, III, lid 7 sub a dient lid 5 te worden gekozen als lid 4. Met betrekking tot de door appellant gewenste bestemming "erf" (met bebou wingsmogelijkheden) en bestemming "tuin" (zonder bebouwing) in artikel 6 van de bestemmingsplanvoorschriften merken wij op, dat wij dit niet noodzakelijk achten. De in het plan opgenomen bepalingen over aan- en bijgebouwen geven ons inziens voldoende omlijnd aan de mate waarin de bij de woningen behorende gronden bebouwd mogen worden. Voor bijgebouwen is in de voorschriften een maximale hoogtemaat opgenomen van 3.00 m, welke naar onze mening alleszins aanvaardbaar is. Bovendien wordt de bouwkundige uitvoering van een bouwwerk zijnde een bijgebouw getoetst aan welstandseisen. Ad 4. Het is altijd het beleid van de gemeente geweest om de twee betreffende terreinen gelegen aan de noord- en zuidzijde van het Laagbos te bebouwen. Er zijn derhalve ten aanzien van deze terreinen geen andere verwachtingen gewekt en zeker niet dat deze terreinen een groenvoorziening zouden krijgen. Bovendien is het ontwerp bestemmingsplan in overeenstemming met het struc tuurplan Haagse Beemden 1980. De maximaal toelaatbare bouwhoogte is volgens de voorschriften 9 m. Ons college is van oordeel dat de geplande woningbouw niet van dien aard is, dat hier sprake is van een onaanvaardbare woonbebouwing. Bovendien kan nog worden opgemerkt, dat de bouw van eengezinswoningen ook mogelijk is volgens de planvoorschriften.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 1628